met Kiene Brillenburg Wurth ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’, ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Ik laat aan de hand van Jonathan Safran Foers ‘Tree of Codes’ zien hoe analoge literatuur zich door middel van remediatie opnieuw uitvindt,in de context van de toenemende culturele dominantie van digitale media. Onderzoek naar intermedialiteit gaat in deze analyse verder dan de vraag hoe de ene kunstvorm aanwezig is in de andere. Ik probeer juist te achterhalen wat de dynamiek tussen oude en nieuwe media ons hier zegt over de culturele betekenis van analoge kunst. ‘Tree of Codes’ en ‘Street of Crocodiles'(De kaneelwinkels) Wat is literatuur,wat is de roman? Volgens Foer is dit een vraag die we ons moeten blijven stellen,juist omdat de roman pas sinds de zeventiende en achttiende eeuw,misschien zelfs de negentiende eeuw de vorm heeft gekregen die we nu zo zonder nadenken herkennen als de roman. Daarvoor – en daarnaast,in andere literaire vormen zoals kunstenaarsboeken,beginnend bij William Blake – was visualiteit een integraal onderdeel van (literaire) teksten. In de late negentiende en vroege twintigste eeuw ging ook grafisch ontwerp,de vormgeving van letters en bladzijden,de visuele materialiteit van papier en boek,een bepalende rol spelen in literatuur,zoals in het werk van de Italiaanse futuristen of Paul van Ostaijen. Foer staat in die modernistische traditie,en de nasleep ervan in Frankrijk en Amerika na de Tweede Wereldoorlog. In ‘Tree of codes’ laat Foer de brug naar andere kunsten zakken door literatuur met visuele kunst te vermengen.'(bladzijde 159) Wordt vervolgd. Ik maak Cantos 74 toch af,nog een paar bladzijden.(14 dagen?)Mijn hommage is af. Foto volgt. Ondertussen kijk ik wie nu volgt;Borges,Beckett of Charms of Ted van Lieshout. Ik ben aan het graven en zoeken.Ik wil 14 hommages hebben en dan weer naar de galerie op de Singel. Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’, ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘in deze lucht als van Kwannon/ enigma de tijden en seizoenen vergetend/ maar deze lucht bracht haar aan wal a la marina/ op de grote schelp gedragen door de golven van de zee/ nautilus biancastra/ In geen geval een ordelijke opgang als bij Dante/ maar zoals de winden draaien/ tira libeccio/ nu Genji in Suma ,tira libeccio/ zoals de winden draaien en het vlot wordt gedreven/ en de stemmen ,Tiro, Alemene/ bij u is Europa nec casta Pasiphaë/ Eurus, Apeliota zoals de winden draaien/ in periplum/ Io son la luna’. Cunizza/ zoals de winden draaien in periplum/ en van onder de Rupe Tarpeia/ dronken van deCastelliwijn/ ‘in den naam van de god ervan’ ‘Spiritus veni’/ adveni/niet volgens schema’ (bladzijde 44-45) Wordt vervolgd.