met Kiene Brillenburg Wurth;’Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’, ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Die grens vormt de aanleiding voor een herstructurering – in plaats van een demediatie – van het literaire medium in het tijdperk van zijn aangekondigde dood. Deze herstructurering heeft niet alleen betrekking op de tekstuele en visuele vormgeving van ‘Tree of Codes’,maar ook op de wijze waarop het ons laat lezen. Om het werk te lezen moet je bladzijden heel voorzichtig uit elkaar halen wil je ze niet kapotscheuren. Je bent je bewust van de breekbaarheid van het papieren materiaal en van de interventie van je handen in het lezen. Anders gezegd:’Tree of Codes’ laat je de lichamelijkheid van het lezen ervaren – van het contact met de pagina,met de uitgesneden vormen in de tekst. Je ervaart deze tekst,waarin fragmentatie en zinnelijkheid centraal staan,aan de aanraking ervan. Tegenwoordig raken we vooral schermen aan van onze iPads en lelijke Kindles,Foer laat ons papier weer aanraken. Besluit In dit hoofdstuk schreef ik over literatuur en intermedialiteit. We zagen dat intermedialiteitbetrekking heeft op een ruimte en op een productieve spanning tussen verschillende media en kunstvormen – productief omdat de spanning ‘andere’ kunstvormen tot stand kan brengen (intermedia) en zo vernieuwingen in de kunst mede mogelijk maakt,maar ook omdat die spanning andere manieren van lezen,kijken en luisteren uitlokt. Ook zagen we dat er in de afgelopen eeuw een discussie werd geveord over intermedialiteit als mogelijkheidsvoorwaarde voor medialiteit.'(bladzijde 166-167) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘in elk huis op zoek naar de duivels om ze uit te drijven/ Sereen in de kristallen straal/ als de heldere bal die de fontein opgooit/ (Verlaine)als diamanten klaarheid/ Hoe zacht de wind onder de Taisjaan/ waar de herinnering aan de zee leeft/ uit de hel,de put/ uit het stof en vlammend kwaad/ Zephyrus/ Apeliota/ Dit vloeibare is zeker een/ kenmerk van de geest/ nee accidens est maar een element/ in de opbouw van de geest/ est agens en is werkzaam anders stof in een fonteibekken/ Hebt gij de roos in het vijlsel gezien/ (of zwanedons ooit?)/ zo licht is de aandrang,zo regelmatig de donkere ijzerblaadjes/ wij die de Lethe zijn overgevaren.’ (bladzijde 50) Dit was Cantos LXXIV. Morgen J.L Borges.