met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’:de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’ geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘Een favoriete metafoor voor de intertekstuele verschuiving in tijd en plaats is ‘echo’. Een van de bekendste titels in dit verband is Paul Claes’ ‘Echo’s echo.De kunst van de allusie’,dat eerst verscheen in 1988 en een nieuwe editie kende in 2011.Een ander voorbeeld biedt Odile Heynders’ studie ‘Correspondenties.Gedichten lezen met gedichten’. Intertekstuele correspondenties bestaan simultaan,maar worden in deze studie nader ingevuld als een echo reizend door een ruimte,verschoven in de tijd. Het komt erop neer dat we stemmen van anderen horen naklinken in een tekst.We gaan daardoor op weg naar die andere stemmen,uit andere teksten,om vervolgens weer terug terug te keren tot de tekst die voor ons ligt.In dit proces wordt er,zoals Heynders aangeeft,meer ‘zichtbaar’. Of beter gezegd,zaken komen in perspectief. De tekst die we intertekstueel bestuderen,wordt gerelateerd,hij krijgt zinvolle ankerpunten,kaders,of dubbele lagen en dat alles stimuleert ons begrip. Dit ‘begrijpen’ is epistemologisch van aard. Het gaat om wat we kunnen weten,kennen, en leren. Daarmee is aangegeven wat een voorname reden kan zijn voor de dominant wetenschappelijke behandeling van intertekstualiteit in termen van ruimte en tijd. Een voornaam doel van wetenschap is verklaring,onder andere aan de hand van oorzaak-gevolgrelaties. Die krijgen nader invulling in de literatuurwetenschap onder het kopje ‘invloed’.'(bladzijde 310) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit ‘Het Geheimschrift’ van J.L. Borges. ‘KLAAGLIED/// Zonder dat iemand het weet,zelfs niet de spiegel,/ heeft hij een paar mensentranen geplengd./ Hij kan niet bevroeden dat ze alle dingen/ gedenken die tranen verdienen:/ de schoonheid van Helena,die hij niet heeft gezien,/ de onherstelbare rivier van de jaren,/ de hand van Jezus aan het hout van Rome,/ de as van Carthago,/ de nachtegaal van de Hongaar en de Pers,/ het korte geluk en het verlangen dat wacht,/ van ivoor en van muziek Vergilius,/ die de werken heeft bezongen van het zwaard,/ de vormen van de wolken/ bij iedere nieuwe en unieke zonsondergang/ en de ochtend die avond zal zijn./ Aan de andere kant van de deur heeft een man/ gemaakt van eenzaamheid,liefde en tijd/ zojuist,in Buenos Aires,geweend/ om alle dingen.’ (bladzijde 47) Wordt vervolgd.