met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’:de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’,geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘Het gaat waarschijnlijk om een trip veroorzaakt door een of andere drug of door een ‘paddo’. In termen van de in zichzelf mompelende ‘ik’ is het gedicht heel goed vergelijkbaar met een theatertekst als Becketts ‘Krapp’s last tape’,waarin ook iemand voor zich uit mompelt die met behulp van een bandrecorder oud materiaal herspoelt en becommentarieert. Het gedicht is daarnaast ook narratief omdat het achteraf een proces beschrijft. Er is al iets opgeschreven in een notitieboekje dat kan worden herlezen,en er is al gezocht naar andere informatie.Zo is er ook al iets ‘gelicht’ uit een krantenbericht dat nu wordt getoond,namelijk in de noot. De narratieve aard van dit gedicht zit impliciet vervat in de titel ‘Citeer ik?’. Die vraag zoekt een antwoord en leidt tot een zoekproces,bijna als een detective.In het kader daarvan is de intertekstualiteit indirect. De verschillende interteksten komen van elders,zowel in tijd als in plaats. Daar staat tegenover dat de titel is gegeven in de onvoltooid tegenwoordige tijd,wat ons terugbrengt bij het nu-en-hier. De titel is,als vraag,ironisch. In het gedicht worden immers prominent meerdere citaten gegeven en fragmenten in de hoofdtekst zijn gelicht uit de noot.'(bladzijde 314) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L. Borges uit ‘Het Geheimschrift’. ‘BLAKE/// Waar is de roos zonder die het te weten/ jouw hand onder haar intieme gaven bedelft?/ Niet in de kleur,want de bloem is blind,/ niet in de onuitputtelijk zoete geur,/ noch in het gewicht van een kelkblad./ Die dingen zijn slechts een verdwaalde nagalm./ De ware roos is heel ver weg./ Ze kan een zuil zijn of een veldslag,/ een uitspansel van engelen of een oneindige,/ verborgen en onontbeerlijke wereld,/ de jubel van een god die we niet zullen zien,/ een zilveren planeet aan een andere hemel/ of een verschrikkelijk oerbeeld/ dat niet de vorm heeft van een roos.’ (bladzijde 49) Wordt vervolgd.