met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’: de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus OOsterhof’,geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘Het zit vervat in wat het gedicht inderdaad doet door de combinatie van de expressie van de vorm en de expressie van de inhoud (waarmee Gilles Deleuze het ongelukkig onderscheid tussen vorm en inhoud herdefinieerde). In dit opzicht kun je het werk van Oosterhoff lezen in het kader van wat Bertold Brecht definieerde als ‘majeure pedagogie’. Brechts reguliere toneelstukken waren vormen van ‘mineure pedagogie’,omdat ze het publiek konden brengen tot reflectie en als gevolg daarvan tot een misschien niet lang beklijvende of diepgaande politieke verandering. Brechts ‘Lehrstucke’ daarentegen konden het publiek diepgaander veranderen doordat een publiek zelf mee moest doen,door speler te worden van die stukken. Kortom:het gedicht beschrijft niet alleen,via een noot en intertekstueel,een diertje met een opmerkelijke gave. Het gedicht probeert te doen wat het diertje doet. Indien we dat als lezers durven ‘meedoen’,is het gevolg een verdierlijking,en dit is waar het gedicht politiek begint te werken. De tekst heeft de lezer,op een esthetische manier, geraakt en tot resoneren gebracht en daardoor,politiek,de mogelijkheid van een ander soort wereld geopend. Het menselijke ‘zelf’ kan erdoor worden veranderd op een manier die Donna Haraway (2003,2008) ‘worlding’ noemde. Worlding is een ‘manier van in-de-wereld-zijn en waarnemen die zich niet gemakkelijk laat reduceren tot kennis of wetenschap’. Het gaat om een ervaring die,in dit geval,zowel menselijk als dierlijk is (Bloois en Peeren 2010,289). Daardoor is dit niet alleen een esthetische kwestie maar ook een politieke. Dat wil zeggen:in en door Oosterhoffs gedicht worden we niet alleen aangedaan,we worden ook letterlijk en figuurlijk veranderd,waardoor een andere wereld mogelijk wordt.'(bladzijde 315-316) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L. Borges uit ‘Het Geheimschrift’. ‘BIJ HET VERGETEN VAN EEN DROOM/// voor Viviana Aguilar// In de aarzelende ochtend had ik een droom./ Ik weet dat er veel deuren in voorkwamen./ De rest is me ontschoten. Vanmorgen/ liet de wake zich die intieme fabel/ ontvallen,die nu niet minder ongrijpbaar is/ dan de schim van Tiresias of het Ur der Chaldeeën/ of de stellingen van Spinoza./ Ik heb mijn leven doorgebracht met het ontcijferen/ van de dogma’s die de filosofen poneren./ Bekend is dat een man in Ierland heeft gezegd/ dat de aandacht van God,die nooit slaapt,/ voor eeuwig iedere droom waarneemt/ en iedere afzonderlijke tuin en iedere traan./ De twijfel blijft en de schemering groeit./ Als ik wist wat er geworden is van die droom/ die ik heb gedroomd,of droom te hebben gedroomd,/ zou ik alle dingen weten.’ (bladzijde 85) Wordt vervolgd.