met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’:de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’ geschreven door Frans-Willem Korsten. ‘Inhoudelijk en als readymade is het werk,min of meer,simpel,of het trekt,in Oosterhoffs eigen woorden uit een persoonlijk gesprek,’naar de oppervlakte en vreugde van de precieze waarneming’. We horen Theo en zien vervolgens wat hij zegt. Er gaat,zoals gezegd,niet expliciet een wereld aan interteksten achter schuil. Impliciet ligt dat heel anders. Het thema van de boekenweek bevatte een expliciete tekstuele verwijzing naar een van de bekendste romans van Louis Couperus,uit 1906:’Van oude menschen,de dingen die voorbijgaan’. Door deze thematische aanleiding is het werk van Oosterhoff zelf een historisch document. Als readymade gebruikt het een historisch document,de radiodocumentaire. De titel van de documentaire stelt nadrukkelijk een van de beroemdste romans uit de twintigste eeuw centraal:Gabriel Garcia Marquez’ ‘Honderd jaar eenzaamheid’. Zowel de verwijzing naar Couperus’ als naar Marquez’ boek zijn concrete intertekstuele verwijzingen. Maar wat betekenen ze,of beter,wat doen ze in relatie tot Oosterhoffs tekst? In Couperus’ roman staat een misdaad centraal die lang geleden is gepleegd in Nederlands-Indië en die tot op de dag van het heden in het leven van oude mensen in Den Haag aanwezig is. Met andere woorden:de geschiedenis is in en met hen aanwezig. Marquez’ boek onderzoekt de aard van geschiedenis in het eerste koloniale en dan neo-koloniale Colombia. Belangrijk punt is daarbij het door elkaar lopen van de tijden.In Marquez’ boek is de geschiedenis deels chronologisch geordend,maar ze is ook in elkaar geplooid.'(bladzijde 317-318) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L. Borges uit ‘Het Geheimschrift’. ‘SHINTO/// Wanneer het ongeluk kleineert,/ redden ons gedurende één seconde/ de geringste avonturen/ van de aandacht of van het geheugen;/ de smaak van een vrucht,de smaak van water,/ het gezicht dat een droom ons hergeeft,/ de eerste jasmijn in november,/ het eindeloze verlangen van het kompas,/ een boek dat we verloren waanden,/ de klop van een hexameter,/ de snelle sleutel die ons een huis ontsluit,/ de geur van een bibliotheek of van sandelhout,/ de oude naam van een straat,/ de kleuren van een landkaart,/ een onvoorziene etymologie,/ de gladheid van een gevijlde nagel,/ de datum die we zochten,/ het aftellen van de twaalf donkere dagen,/ een plotselinge lichaamspijn./ De Shinto kent acht miljoen godheden/ die in het geheim de aarde bereizen./ Die bescheiden krachten raken ons,/ raken ons en verlaten ons.’ (bladzijde 111) Wordt vervolgd.