met ‘De ervaring van intertekstualiteit’ ondertitel ‘De intensiteit van wat ‘raakt’:de simultane werking van tekst en intertekst in Tonnus Oosterhoff’ geschreven door Frans -Willem korsten. ‘De woorden zijn door hun verschijning in real time,opkomend en verdwijnend in een ruimte,en actief op elkaar reagerend,een soort van acteurs geworden. Dat zijn ze ook intertekstueel. Het hoeven niet de woorden van de ik te zijn,ze kunnen van een ander zijn. De ‘ik’ gebruikt ze dan,of zet ze in. Dit is reden om dit werk niet zozeer als een performance te beschouwen,maar als theatraal. Bij een performance is het vaak de kunstenaar zelf die onderdeel is van het geheel. Hier zijn het de woorden van anderen die acteren,geregisseerd door de auteur,zoals Hans Groenewegen (2005) het stelde. Het werk zou ook filmisch kunnen zijn,volgens Yra van Dijk:’These moving digital poems were written as a film: they move in time'(Van Dijk 2007,79). Het werk is inderdaad mechanisch geconstrueerd en is ook afspeelbaar,maar het werk kent geen flexibele camera,geen ‘suture’ van shot en tegenshot,geen ‘medium of wide range’ shot,geen close up. Er is,anders gezegd, geen camera en geen lens. We kijken naar een,min of meer vierkant,omkaderde ruimte. Dat is eerder een theatrale vorm. Het werk van Oosterhoff is daarmee geen theater. Het kenmerkt zich door theatraliteit en die wordt intermediaal gerealiseerd. Deze theatraliteit is van belang voor een poëzie die verlangt dat de lezer eerder meedoet dan op de stoel van de ontleder te gaan zitten. Theatraliteit impliceert de gelijktijdige ‘aanwezigheid’ van performers en toeschouwers in een correlatief proces van opvoering dat altijd het ‘nu’ centraal stelt.'(bladzijde 321) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘De Gezworenen’. ‘DE JONGE NACHT/// Reeds ontslaan de louterende wateren van de nacht mij/ van de vele kleuren en de vele vormen./ Reeds roemen in de tuin de vogels en de sterren/ de begeerde terugkeer van de klassieke normen/ van de slaap en van de duisternis./ Reeds heeft een floers de spiegel verzegeld/ die de werkelijkheid van de dingen verdubbelen./ Beter heeft Goethe het geformuleerd.’Alles Nahe werde fern’./ Die vier woorden vervatten heel de schemering./ In de tuin houden de rozen op de rozen te zijn/ en willen de Roos zijn. (bladzijde 27) Wordt vervolgd.