Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 4
‘Met betraande ogen en met weemoed denken ze aan een toekomst waarin de
vrienden gescheiden
zullen zijn en ieder van hen zich in zijn eentje een weg moet banen door de
‘winterstormen’ van het leven. Maar
hopelijk zullen ze elkaar niet loslaten. In de laatste strofe zwelgt de zanger in
de voorstelling hoe zijn vrienden
zich na zijn dood om zijn graf verzamelen, ‘Waar zijn club de krans hem biedt/
In de lokken van zijn broeders/
Suizelt nog zijn geest hier neder/ Lispelt zacht: vergeet mij niet’ (MA I, 94).
Magenau en Neuffer verlieten twee jaar vóór Hölderlin het Stift. Het
contact met Magenau, die de vooraf uit-
gestippelde predikantenloopbaan volgde, ging al snel verloren. Magenau was
ondanks zijn poëtische spelletjes
een nuchtere robuuste man,, die altijd een ironische distantie in acht nam jegens
de uitbundig aan de poëzie
verslingerde Hölderlin.’
(Bladzijde 56) Morgen verder met dit hoofdstuk 4.