een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘De Gezworenen’. ‘AS/// Een hotelkamer zoals zovele./ Het uur zonder zinnebeeld,de siësta/ die ons verspreidt en spoorloos maakt./ De koelte van het element water in de keel./ De lichtgrijze mist die de blinden/ nacht en dag omringt./ Het adres van wie wellicht gestorven is./ De verstrooiing van de slaap en van de dromen./ Aan onze voeten een vage Rijn of Rhône./ Een naar gevoel dat nu voorbij is. Al die dingen,/ te onbeduidend voor het vers.’ (bladzijde 81) Wordt vervolgd. Nu weer verder met Stefan Hertmans’ essay over J.L. Borges ‘ZIELSVERHUIZING’. ‘Deze gedachte of liever deze ervaringsmodaliteit,verbindt hem nauw met de wereld die Dante schetst in de ‘Divina Commedia’. Net als Dante is Borges iemand die wil spreken met de schimmen uit een voorbije wereld;maar dan niet op symbolische wijze,nee: letterlijk.Hij wil ze de mond,de ziel als het ware weer openbreken. Hij ziet de schimmen uit het verleden in zijn droom opdoemen – denk aan zijn droom over de oude middeleeuwse koning van wie hij het gelaat niet kan zien:hij noemt deze ervaring een nachtmerrie. Waarom is die droom over een oude zwijgende koning in zijn slaapkamer zo verschrikkelijk? Omdat hij een visioen van de geschiedenis behelst: het verleden staat daar als een tastbare persoon voor hem,appelleert aan zijn diepste wezen. Borges voelt zich aangesproken door de tijd zelf,op een griezelig verpersoonlijkte manier. Dat is de ontstellende ervaring die Dante telkens probeert op te roepen wanneer langgestorvenen voor hem staan en onmachtig zijn om te spreken over hun voorbije lijden,dat ze als een gruwel in het gelaat van de toekijkende Florentijn gooien. Iets van deze figuren uit het verleden gaat over in de toekijkende. Net als Dante lijkt Borges in een soort ‘metempsychose’ te geloven – de zielsverhuizing waardoor de ervaring van de doden overgaat in de levenden. Hij gaat haast op in de historische figuur die hij bespreekt,en verliest zo elke keer,als ideale lezer van het lot van anderen uit de ‘geschiedenis’,zijn vaste subject. Hij wordt het object dat hij bestudeert.'(bladzijde 276) Wordt vervolgd.