een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘De Gezworenen’. ‘ALLE GISTERENS,EEN DROOM/// Futiliteiten. De naam van Muraña,/ een hand die een gitaar stemt,/ een stem,van toen,die voor de avond/ een vergane heldendaad verhaalt/ van bordeel of portaal,een uitdaging,/ twee ijzers,nu roest,die botsten/ en iemand die languit achterbleef,/ waren me voldoende voor het oprichten/ van een mythologie. Een mythologie van bloed/ die nu van gisteren is. Het geleerde verhaal/ van de collegezalen is niet minder illusoir/ dan die mythologie van het niets./ Het verleden is de leem die het heden/ naar eigen behoeven kneedt. Onophoudelijk.’ (bladzijde 95) Wordt vervolgd. Nu weer het essay van Stefan Hertmans over J.L Borges ‘Zielsverhuizing’. ‘Er is de beruchte passus in de vijfde Canto van de ‘Divina Commedia’,waarover Borges uitweidt. Het is het verhaal van Francesca da Polenta en haar overspelige passie voor de jonge en mooie Paolo. Francesca vertelt haar verhaal aan Dante,en intussen weent Paolo – die niet meer kan spreken in aller eeuwigheid – zo hevig,dat Dante bezwijmt en ‘neervalt als een dode’,uit louter medelijden. Borges interpreteert dit: Dante is volgens hem afgunstig op deze twee verdoemden – liever zou hij in aller eeuwigheid lijden naast zijn onbereikbare Beatrice,dan voor altijd van haar gescheiden te zijn. Voor Borges bewijst Dante hiermee zijn vermogen om zich in te leven in de passie en de emoties van de anderen. Hij reist niet alleen door de tijd en de ruimte als hij deze apocalyptische onderwereld bezoekt;hij reist vooral in de hoofden en harten van andere mensen. Hij reist door andere levens en maakt zijn eigen leven op die manier tot een polyfonie. In zijn lezingenreeks ‘Zeven Avonden’ noemt Borges de ‘Divina Commedia’ het belangrijkste boek uit de wereldliteratuur: Als ik de ‘Divina’ voor deze eerste lezing heb uitgekozen is het omdat ik een letterenmens ben en geloof dat het summum van de literatuur en van de literaturen de ‘Commedia’ is. Dat houdt niet in dat ik het met haar theologie eens ben en ook niet dat ik instem met haar mythologieën. De christelijke en heidense mythologie zijn er in vermengd. Daar gaat het niet om. Het gaat er om dat geen enkel boek me zulke intense esthetische emoties heeft bezorgd. En ik ben een hedonistische lezer,ik herhaal het;ik zoek emoties in boeken. Wie hier tot ons spreekt,is hermeneuticus in hart en nieren. Maar anders dan de modale filoloog zoekt hij zijn hermeneutische inzicht in het leven van andere personages. Hij leest hun levens als boeken.'(bladzijde 279) Wordt vervolgd.