een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘De Gezworenen’. ‘PIEDRAS EN CHILE/// Hoe vaak ik daar niet voorbijgelopen/ ben weet ik niet meer. Verder dan/ de Ganges lijken me die ochtenden/ en avonden. De slagen van het lot/ tellen niet. Ze maken al deel uit/ van die gedeeë leem,mijn verleden,/ die de tijd wegvaagt of de kunst kneedt/ en die geen ziener ontcijferd heeft./ Wellicht was er in het duister een zwaard,/ misschien een roos./ Verstrengelde schimmen/ bewaren ze thans in hun holen./ Slechts de as rest me. Niets./ Van de maskers die ik ben geweest bevrijd,/ word ik in de dood mijn totale vergetelheid.’ (bladzijde 97) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het essay van Stefan Hertmans over J.L. Borges ‘Zielsverhuizing’. ‘Hij doet iets wat de academicus naïef moet voorkomen:hij vereenzelvigt zich net als Dante met de personages en hun lot. Deze emotie noemt hij esthetisch omdat ze tot stand komt via personages in de kunst,dus in een vertelde wereld,en niet in het leven dat nog verteld moet worden. Daardoor is Borges het tegenovergestelde van een naturalist:hij zoekt niet in de actualiteit naar personages die hij dan naar waarheid wil beschrijven. Hij zoekt net als Dante naar de schimmen uit het verleden tot ze in het heden voor hem staan en hem ontstellen met hun spookachtige,vergeten wijsheid. Daarom ook verzet hij zich uitdrukkelijk tegen Nietzsches harde oordeel over Dante. Nietzsche ziet Dante namelijk als een hyena tussen de doden. Maar Borges zegt dat het iets anders is wat hem drijft: tederheid. Dit woord is merkwaardig. Men zou verwachten dat er staat:mededogen. Maar Borges heeft het over ’tederheid’ voor een personage. De auteur Dante bezwijmt wanneer hij het verhaal van Francesca hoort en ‘valt zoals een dood lichaam valt’. Dat heeft niets met humane correcte gevoelens van medeleven te maken,maar alles met de letterlijke beleving van mee-leven,direct en toch met het oog op de historische diepte van het onheil dat mensen over zichzelf afroepen. Mededogen hoort thuis in de wereld waarin we dagelijks leven;tederheid voor een personage,voor wat men iemand aandoet die men zelf in het leven heeft geroepen – dat is een esthetische kwaliteit, die de meerzinnigheid van het verhaal ten goede komt. Even tevoren heeft Dante de twee geliefden bij zich geroepen. Kijk hoe hij de reactie op die roep beschrijft: als ‘liefdevol’. Dantes verlangen om het leven van zijn personages te kennen komt uit deze liefdevolle roep voort.'(bladzijde 279-280) Wordt vervolgd.