met het essay van Anneke Brassinga ‘Wie eins ins andere geht’. ‘Als er geen vraag is te stellen is er ook niets te betwijfelen;dan kan ik alleen maar sub specie aeternitatis de van zeelucht gebruinde Ier signaleren die achter de geschoren fuchsiahaag door het weidse hemeluitzicht vol tere blauwe en witte luchtlagen en wolkvlakten liep,loopt,eerst heen en nu terug. Dan is het een zaak van afwachten tot het onuitsprekelijke zich toont – hier aangekomen,in mijn lezende gedachten,viel als een kleine waarschuwing een minuut lang de stroom uit. Wat gebeurt er wanneer men zich terugtrekt in verlatenis en stilte,waar het zo goed en geconcentreerd lezen en begrijpen zou horen te zijn? De wereld neemt de overhand. ‘Het voelen van de wereld als begrensd geheel’ is iets waarbij mijn verstand als niet ter zake doend terzijde wordt geschoven. Is dat terecht,wordt opheldering irrelevant zodra er geen situatie is waaruit je je dient te redden? Kun je dan voortaan verwijlen in het tijdloze moment waarbij alles zich van je afzondert,en je ook van jezelf je moet afzonderen – wat een verademing – opdat eindelijk de staat van het punt zal zijn bereikt,het onbegrensde punt dat terugvalt in de samenhang doordat het die niet meer kan waarnemen en daarmee afgezonderd houden van zichzelf. Was het subject immers niet de grens van de wereld? Daar heb je als subject helaas het gevoel bij dat die afzondering,de gescheidenheid,je werd aangedaan als ‘vloek van het bewustzijn’ of ‘uitwerping door hogerhand’,terwijl zoiets van louter zelfbehoud is (het woord zegt het al).'(bladzijde 11-12) Wordt vervolgd. Nu weer een aantal aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Vliegenpijn’. ‘De kraaien boven het gele koren geven hem het hevigste gevoel te leven.'(blz. 9) ‘Hij denkt in dieren, zoals anderen in begrippen,'(blz.11) ‘Hij is zo verstandig als een krant. Hij weet alles. Wat hij weet is iedere dag anders.'(blz.11) ‘Het volmaaktste en vreeswekkendste kunstwerk van de mensheid is haar indeling van de tijd.'(blz.13) ”Zijn denken heeft vinnen in plaats van vleugels.'(blz. 14) ‘Alleen al om wille van de kleuren zou men eeuwig kunnen leven.'(blz.15) Wordt vervolgd.