met het essay van Anneke Brassinga ‘Wie eins ins andere geht’ uit de bundel ‘Bloeiend puin’. ‘Handke heeft het over de kunst als ‘die erreichte Form:die ein Sein im Frieden weitergibt. – Es geht in der Kunst um nichts anderes.’ Dat klinkt al iets te boodschapperig,in de kunst van anderen dan hij gaat het vaak wél om iets anders;maar binnen zijn eigen vertoog houdt hij zich aan zijn woord. Op zoek naar het mirakel van Cézannes schilderkunst,te voet doordringend in de blik van de schilder zoals die ooit is doorgedrongen in het landschap van de Mont Sainte-Victoire,peinst Handke over ‘het recht van schrijven dat voor elk werk steeds opnieuw benodigd is’. ‘Er kwam een ogenblik van onbestemde liefde,waarzonder er geen recht van schrijven is.’ Handke weet heel mooi te verwoorden het verlangen naar een ophelderende ervaring die in de gestaag naderende verworvenwording de stelligheid van zoeken vasthoudt door zich op een specifieke,discrete wijze van overgave als het ware weg te cijferen – zodat het gezochte de zoekende begint te vervullen. Het klinkt omslachtig zoals ik het formuleer,maar een essayerende wandeling gaat nu eenmaal niet over rozen,en op het water lopen is er ook niet bij. Handke maakt zich,gaande zijn boek,van denker tot schilder (bij Goethe ging het in feite net zo),hij toont ons de taal van het waarlijk geziene,smeedt de verbinding tussen binnen- en buitenwereld,doordat hij in de laatste twintig bladzijden ons een wandeling laat meebeleven. ‘Das Schwellengefühl ist eine Ruhe,die absichtslos weiterführt.’ Hij blijft formuleren,maar staat de lezer niet in de weg bij het navoelen ‘wie eins ins andere geht’. Een van de slotzinnen luidt: ‘En ten slotte,in een eenmalige fonkeling,geven de tinten dwars over de hele houtstapel het voetspoor van de eerste mens te zien.’ Handke weet te suggereren dat hij de oorsprong,het begin waarvan Wittgenstein vond dat je daar en niet verder terug moest beginnen,kan oproepen door ons mee te tronen,op zijn wandeling,in zijn aandachtige verzonkenheid. Het is heel wat waard,dit soort ontvankelijkheid te cultiveren.'(bladzijde 22-23) Wordt vervolgd. Nu weer een aantal aantekeningen uit ‘Vliegenpijn’ van Elias Canetti. ‘Het is net alsof niets meer bindend was wat je door het hoofd gaat. Het gebeurt zogezegd alleen jou. Vroeger zat er aan gedachten een open einde dat zonder ophef naar andere zocht. Dat,zou men kunnen zeggen,was de hoop van de gedachte. Hoe beslister ik haar afbrak,des te meer hoop behield de gedachte. Bij iedere aanraking,heimelijk,breidde zij zich uit. Het zou beschreven moeten worden hoe gedachten tussen mensen groeien. Vandaag breekt de gedachte zich vergeefs af. Het verlangen naar andere,naar het avontuur in andere,is haar verloren gegaan. Zo is het systematische denkers wellicht altijd te moede. Wat ik als lusteloosheid der jaren ervaar,geldt voor hen als legitimatie voor hun denken.'(blz. 104) ‘Hij heeft een verbond gesloten met het woord kwelling en zoekt het op zijn Chinees.'(blz. 104) Wordt vervolgd.