met het essay ‘De imperatieven’ van Anneke Brassinga. ‘Ik houd van onbegrijpelijke boeken;ze suggereren me dat er nog veel is dat ik zou kunnen gaan begrijpen. Gelukkig is Deleuze bij al zijn plastische abstracties heel oprecht:’Hoe kan men anders schrijven dan over dat wat men niet weet,of niet goed weet?[…]Men schrijft op louter het puntje van het weten,op het uiterste puntje dat ons weten scheidt van het niet-weten,en dat het een doet overgaan in het ander.’ Misschien is het bestaan even onbevattelijk als dit geheimzinnige boek,waarin hoe langer ik er rond zal dwalen inzichtelijkheden,redeneringen,flarden van gedachtegangen en wellicht een onderstroom van beweegredenen zullen beginnen te verschijnen,zich vanaf ver uiteen gelegen bladzijden met elkaar in verbinding stellend,zodat echo’s her en der opduiken boven de mistige windstille oceaan en er ooit een melodie,een zang van sirenen,hoorbaar zal worden – wie weet. Als het zover komt zal ik een taal erbij hebben geleerd,de taal van Deleuze,dan zal ik,hem lezend,aan een half woord genoeg hebben. Waarna er nog duizend talen te leren zijn. En nooit zul je precies weten waar het over gaat,want alle zijn ze repetitief en onvergelijkelijk. Deleuze citeert Freud:’De herhaling maakt ons ziek,maar zij is het ook die ons geneest;zij ketent en vernietigt ons,maar zij is het ook die ons bevrijdt,en in beide gevallen geeft zij daarbij blijk van haar “demonische kracht”. Herstel is een reis naar het diepst van de herhaling.’ Nee,niet naar de oorsprong,Freud weet ook wel dat die buiten bereik is,alles blijft binnen de ‘espace de la rencontre avec les signes’.’ (bladzijde 57) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Slotsom’. ‘Nog steeds houd ik meer van de oude Chinezen dan van wat ook ter wereld,meer dan van de presocraten,meer nog dan van de bijbel. De presocraten bij elkaar bevatten het ongetemde denken,de hartstocht ervan,de rijkdom,het einde ervan in niets. De bijbel:zozeer geloof dat die je leert om bang te zijn(zelfs in de grote verscheidenheid van wat hij bevat,en van het verhaal erover). De Chinezen beginnen in de tegenstrijdige duidelijkheid van hun leer weliswaar met het begin,dat ze onder de mensen plaatsen,en ze gaan telkens met mensen verder. Maar geen enkel geloof is voor hen heiliger dan het tegengeloof ervan. Elk geloof heeft bestaansrecht. Hun tegenstrijdigheden zijn wij.’ (blz.40-41) Wordt vervolgd.