weer verder met het essay van Anneke Brassinga ‘Leopold – O rijkdom van het onvoltooide’. ‘Want ook zij worden daarbij tot inhoud die alleen nog maar reliek van hun levende vorm kan zijn omdat hun onvoltooide staat van wording opeens voltooid is door een tegenkracht. Er is iets voor te zeggen dat een kunstwerk altijd onvoltooid zou moeten blijven om niet als een dierbare dode voort te leven en tot een icoon of reliek te worden,of een sacrale plechtigheid te dienen,zoals een concert. Er zou iets voor te zeggen zijn het voltooide kunstwerk niet bloot te stellen aan de zintuigen van het publiek maar het in zee te werpen,onder de grond te stoppen of in een brandvrije kluis te bewaren. Het onaffe daarentegen zou verdienen,als de natuur zelf,te worden gekoesterd en geëerbiedigd. Een kunstenaar is iemand die,in het ideale geval,de prachtigste maar nimmer verwezenlijkte en misschien niet werkelijk te voltooien scheppingen in zich omdraagt – die zich ook niet bezondigt aan het zogeheten conceptuele kunstwerk,want kunst heeft met concepten niet zoveel te maken – die derhalve ook geen maatschappelijke of priesterlijke of anderszins idoliseerbare status heeft. Leopold was,na zijn aftocht uit het leraarsbestaan,iemand die zich kon terugtrekken in zijn innerlijk landschap waar her en der gedichten aan het groeien waren. Een willekeurige regel uit de afdeling ‘nog niet voor publicatie geordende verzen’ van Leopolds nagelaten poëzie zoals gepubliceerd in de reeks ‘Monumenta Literaria Neerlandica’, bestaat uit de woorden ‘herfst woud leegte vragen hart v/d roos’. Daarmee wordt een plaats aangeduid en een gemoedstoestand,en de middelpuntzoekende kracht van het laatste element, ‘hart v/d roos’, maakt het heel verleidelijk om zo’n regel op te vatten als een Webernachtige miniatuur,een concentratie van karige taalmaterie. Maar er is geen effect in het spel,nog niet,althans. Er zijn trefwoorden genoteerd en het geheel ademt smart,in de trant van Leopolds natuur,en is doortrokken van ‘dorte en ledigheid’.(bladzijde 99-100) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het pantheon van vergeten dingen’. ‘De enige luister van je taal zijn de namen van alle voorbije goden.'(blz. 32) ‘Verdwenen gedachten die je nog wel voelt maar nooit meer op kunt sporen.'(blz. 32) ‘Hij lacht uit vergeetachtigheid.'(blz. 37) ‘Zijn hart zijn geheugen,het klopt ook in de slaap.'(blz. 37)