met het essay van Anneke Brassinga ‘Leopold – O rijkdom van het onvoltooide’. ‘In de laatste versie is herfst geworden de ‘leegte van het winterwoud’,het vragen blijft ‘handenwringend klagen’,de klimopblaren zijn nu gepreciseerd als:’de gekromde,de kromme,en schrompelende,onder de klauw der,in de glans der’. Als ik de tekst zou moeten voorlezen die zou zijn aan te duiden als de definitieve onvoltooide,met enige weglatingen mijnerzijds vanwege de moeilijkheid om al de varianten als zodanig hoorbaar te maken,zou er het volgende te horen zijn://En op den bodem van de nacht,/bezijden fonkeling van licht,/voorbij de snede van de maan,/en in deze scherp gewette zicht,/in leegte van het winterwoud/en in het handenwringend klagen/van takken die hun folterleed/in wanhoop naar den hemel dragen,/in dofte van de vlokkensneeuw,/tusschen de wimpers van de mist,/bij druilend neergaand regenweer/achter de traliën gegist,/in vochte hoeken van den tuin/en de verwarde rozelaren,/verschenen op de pleistermuur/en schrompelende klimopblaren/in wankelende luchtervlam,/te midden van de tafelronde,/strak onder in het glas,/in schaduw van beminde monden,/in bochten van den zwaren wrong,/in de betooverende lijnen/van wang en hals,in paarlen dracht/en in de diepe ringrobijnen,/in aller wezens stille doen/en onnadrukkelijk gedrag,/in opkomst,stilstand,verdergang,/in alles is een oogopslag,/is een bijzonder iets bedoeld/en is een zachte blik gebleken/een trillend wenkbrauwknik,/een aanzien en in zwijgen spreken;/dit hun verband/en der gedachten samenstel,/dit meenen,ernst/gij weet het,o gij weet het wel.'(bladzijde 101-102) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het pantheon van vergeten dingen’. ‘Je moet de woorden weer laten stromen,blind,boosaardig,wreed,troosteloos en mateloos,en niet bij iedere zin bang zijn dat hij in handen van tienjarige kinderen valt. Verantwoordelijkheid is een slechte zaak als ze over iedere stap wil heersen. Ben je koning van Jukun of Igara? Je leeft nu in de jungle van de mensen,van alle mensen,en niet in de beschaafde en veilige haven die Engeland heet.'(blz. 51) ‘De ene zin vervaagd de andere,hij wordt er beroerd van. Zo maakt hij van iedere zin een eigen kooi.'(blz. 52) ‘De parallellezer. Er liggen tien boeken voor hem opengeslagen,hij leest in elk boek één zin en gaat dan naar de volgende zin in het boek ernaast. Wat een geleerde!.'(blz. 58) Wordt vervolgd.