dagen weer suppoost bij mijn eigen ‘installatie’ ‘Gasten over de vloer’ bij de kunstmanifestatie Klifhanger Nu weer verder met het essay van Anneke Brassinga ‘Leopold – o rijkdom van het onvoltooide’. Hoe te lezen. ‘Niet voor niets ook begint Leopold vaak een gedicht met ‘O’,de klank van de geopende mond,de zachte holte achter de boorden van de lippen. Het is de klank van het roepen naar iets of iemand in de verte. ‘O nachten van gedragene extase’,’O,als ik dood zal,dood zal zijn’,’O lief,dat niet dan eerst uit leed ontsprong’, ‘O brug,hoog omgebogen’,’O droomend hart,kies u een nieuw vertier’, ‘O wereld,die zoo zeer subtiel en fijn’,’O troon van saamgeslagen,gouden spangen’,’O roes der jeugd,toen ik mij moest vergapen’, ‘O zoetheid van te lachen zonder mond’… Wat mij altijd zal blijven verbazen is dat de taal van Leopold,zonder pathetisch of belachelijk te zijn,werkelijk overeenkomt met wat ik me voorstel bij de term ‘poëzie’. Ik ben niet zo’n liefhebber van poëzie als literaire vorm en nog veel minder van poëzie als een vorm van allerindividueelste expressie van de overbekende emotie. Ik zou me nog krachtiger kunnen uitdrukken en zeggen dat de poëzie van Leopold sinds jaar en dag de enige in het Nederlandse taalgebied is die ik met een zekere regelmaat herlees,en die mij altijd opnieuw treft als een ontdekking van de eerste orde. Blijkbaar is de graad van abstractie in zijn werk zo hoog dat er losse regels blijven hangen in het geheugen,maar bijna niets van de reeksen lange gedichten,en van de onvoltooide schetsen en fragmenten hooguit een impressie van even natuurlijke als beeldsprakelijke vergezichten vol smartelijke nevelslierten. Het muzikale,de karakteristieke inversies en kronkelingen in de zinsbouw,en de gedemptheid van toon ook bij de diepste vertwijfelingen,zijn even moeilijk vast te houden als die ene zonsondergang van drie weken geleden,als de zang van de tuinfluiter,als al het zijnde dat ontglipt aan formules en daardoor ook elke keer werkelijk nieuw is.'(bladzijde 104-105)Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het pantheon van vergeten dingen’. ‘Onderbrekingen en nog eens onderbrekingen,en daartussen vierkante woorden als vestingen.'(blz. 100) ‘Het vet van mijn werk zal verdwijnen. Een paar zinnen zullen overblijven. Maar welke?'(blz. 101) ‘De vingers van die man jeuken om zinnen te vermengen,tot geen ervan nog iets betekent. ‘(blz. 105) ‘Hij schept twee maanden orde om vervolgens twee zinnen voort te brengen. In de chaos voelen zinnen zich giftig.'(blz. 105) Wordt vervolgd.