met het essay van Anneke Brassinga ‘Leopold – O rijkdom van het onvoltooide’. ‘Soms zijn de notities uitvoeriger,en tot schets geworden. Dan staat er bijvoorbeeld:’weggaan/slinken/verlies/het wijken’ in een rijtje onder elkaar,in de kantlijn. Het in wording zijnde gedicht begint met de aanhef:’De vlakte van het kale strand’,met als variant ‘de verte van het vage strand’. Dan komt als tweede regel ‘het ijle (grijze)(lichte) fluisteren van het gras’ en daarna ‘de schuifelingen van het zand:/hoe toch hetzelfde hetzelfde was.//Hetzelfde,hetzelfde, o hopeloos/zooals verslinkt elk nieuw begin.’ Wat verderop in de aanzetten lees je:’de lispeling der jaren’. Het is minimal poetry,de dichter schept zich een landschap ‘in dit gering en schraal verloop’ dat tevens zijn leven is:’wat met een bont gebeuren streelt/in variante kleuren speelt/ voorspiegelend gevangen houdt./Kon ik het wufte spel ontbinden,/ik zou een effen samenstel/en talloos vaak hetzelfde vinden.’ Ik was veertien,meende allang tabak te hebben van het wufte,grauwe spel,en smachtte naar de dood,toen ik stuitte op Leopolds beroemde gedicht:’O.als ik dood zal,dood zal zijn’. Het was een signaal,om nog veel erger aan het leven te gaan lijden en veel ongelukkige liefdes te koesteren. Niet omwille van de poëzie,want hoeveel muziek er in die regels en klanken school kon ik nog niet horen. Maar het sprak,en niet alleen omdat het gedicht tussen aanhalingstekens staat. Het sprak van een raar soort vrijheid,er was iets mee dat hoorde bij ’s avonds uit het zolderraam hangen om de dag ten onder te zien gaan:een levenbrengend doodsverlangen.'(bladzijde 108-109) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het pantheon van vergeten dingen’. ‘Een boot die nooit zinkt:kwaadaardigheid.'(blz. 132) ‘Een oog dat trilt als het afkeurt wat het ziet.'(blz. 134) ‘Een koorddanser die niet meer gedragen wordt door de woorden. Rechts en links ervan tuimelt hij naar beneden,hij spant ze weer,probeert het opnieuw en tuimelt andermaal.'(blz. 135) ‘Hij zoekt nieuwe talen om te kunnen zwijgen.'(blz. 137) ‘De glans van gisteren! Sprekend water.'(blz. 147) Wordt vervolgd.