één essay van Anneke Brassinga overschrijven omdat ze zo goed is. Uit ‘Bloeiend puin’ ‘Mijn slapeloze nachten’. ‘Vorig jaar,het was nog net 2001,kreeg ik met Sinter een Klaas cadeau – een arke pappers,anticidenteel geïnkt met Pennemerken(606),en daarbij was me als surprise toegedacht:één maand. Daartig dagen en durchtig nachten. Inderhaast voorzag ik mezelf van een notenapparaat ofwel tekstkraker. Tot aan Driekoningen – terwijl de rest van Nederland pepernoten strooide,glazig in de kerstkaarsjes en in de glazen keek,vocht om de boon van het koningschap – was het mij vergund tweeëndertig uur per dag van mijn stoel te vallen van bewondering en van het lachen. Tegen het ochtendgloren,vol bonterblauwen,opgelopen als lezend oplettertje(160),zei ik bij mezelf:’Moet jij niet te willen te gaan ergens naartoe op het ogenblikkelijk?'(570)’Ja,O heb meelij! Op vroegst moment!’t Is knugger een bed te burghen dan te balleteren op breedweg. Stop jij je ‘ns in!'(506)Ze zeggen soms dat ‘Finnegans Wake’ zich afspeelt in het bewustzijn van een dromer of een dode,maar als dit een droom is,ben ik een boon. Ik ken geen ander geschrift dat het brein zo mousserend doet opschuimen tot de meest klaarwakkere,volledig ontkurkte,woorddronkende taalflarden en verbale erupties die zich in een van helderheid bezwijmende geest maar kunnen beenbraken. ‘De scheve vloering van het hol en de geluidgeleidende muren deszelven,om maar te zwijgen van de stijlen en de imposanten,waren persiaans verletterd met geknapte liefdesbrieven,kletspraatjes,plakplaatjes,twijfelachtige eierschalen,bouchars,vuurstenen,boren,paffers,amygdaloïde amandelen,rozijnen uit het zongerijpte,alverbetjes verbage,vijvelse vooroorvelen,'(bladzijde 75) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Sinds we weten dat er miljoenen jaren bestaan,is het gedaan met de tijd.'(blz. 20) ‘Succes is de ruimte die men in de krant inneemt. Succes is de onbeschaamdheid van een dag.'(blz. 20) ‘Geestelijke verlamming van de vader:het kind dat begint te praten,is zo veel merkwaardiger dan hij.'(blz. 23) ‘Twijfeldraaier.'(blz. 25) ‘Je verliest niets doordat je je jeugd onder woorden brengt,tussen de zinnen van wat je je herinnert,meldt zich het verwaarloosde en je bent al het verlorenen rijker.'(blz. 26) ‘Niemand heeft een vriend voor alles wat hij is,dat zou corruptie zijn.'(blz. 26) ‘Het gaat om de sprongen in de mens,om hoe ver de afstand binnen zichzelf is van de een naar de ander.'(blz. 26) Wordt vervolgd.