met de inleiding bij het boek ‘Hoe kunst en filosofie werken’ van Sybrandt van Keulen. ‘Dergelijke indelingen of scheidingen zijn onmisbaar om de relatief autonome status van zowel kunstwerken als filosofische werken te kunnen begrijpen. dat verschil kan echter niet meer begrepen worden in termen van waar of onwaar,zoals dat in de tijd van Plato gebruikelijk was. in zijn voetspoor ging filosofie eeuwenlang door voor de exclusieve bron van waarheid. Een hoogtepunt van die specifieke geschiedenis (van de westerse metafysica) is Hegels stelling in zijn ‘Inleiding tot de esthetica’ dat ‘de reflectie de schone kunst heeft overvleugeld’ en dat er daarom ‘meer behoefte is aan de wetenschap van de kunst’,zodat de kunst uiteindelijk in de filosofie ‘echt zal worden bewaarheid’. In de stijl van Nietzsche kan die eenzijdige metafysische behoefte een metafyziekte worden genoemd. Inmiddels is de relatie tussen wetenschap en ‘schone kunst’ min of meer genormaliseerd,laten we zeggen hersteld:de kunsten hebben een autonome status en daarmee ook een eigen recht van spreken. Markant is de volgende anekdote. In 1952 neemt de schilder Barnett Newman als spreker deel aan een conferentie,en in een sessie met de filosoof Suzanne K.Langer doet hij de volgende uitspraak:’Ik meen dat,zelfs als esthetica zich vestigt als wetenschap,dit geen effect heeft op mij als kunstenaar.Op het gebied van ornithologie heb ik tamelijk veel werk verricht en ik heb nog nooit een ornitholoog ontmoet die dacht dat ornithologie voor vogels was bedoeld.’ Later zou Newman deze opmerking aanscherpen tot de vermaarde kwinkslag:’Esthetica is voor kunstenaars wat ornithologie is voor vogels'(bron:barnettnewman.org). Newman identificeert zich met een vogel,die voor mensen onbegrijpelijke taal uitslaat,terwijl hij tegelijkertijd zeer goed gebekt blijkt te zijn. Om die performatieve tegenspraak heeft men vermoedelijk destijds op z’n minst geglimlacht.’ (bladzijde 10-11) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘ Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Hij wil geen gedachten meer die toebijten. Hij wil gedachten die de ademhaling verlichten.’ (blz. 62) ‘Woorden als voorposten.’ (blz. 62) ‘Sinds hij alles vergeet,weet hij veel meer.’ (blz. 62) ‘Hij heeft zich aan stukken geschreven.’ (blz. 63) ‘Hij kan ‘humaan’ niet meer zeggen,zozeer is het hem daarom begonnen.’ (blz. 64) ‘Soms heeft hij het gevoel dat hij door God ingezette kunstogen draagt.’ (blz. 64) ‘Als ik de woorden van deze voor mij nieuwe taal lees,dan vullen mijn eigen woorden zich met frisheid en kracht. De talen vinden hun verjongingsbronnen in elkaar.’ (blz. 65) Wordt vervolgd.