met het essay ‘Bicycle Wheel,Het conceptuele model van Marcel Duchamp’ geschreven door Wjm Kok. ‘Het gladde en het gestreepte ‘A Thousand Plateuas’ is een van de meest gelezen boeken van Deleuze en Guattari. Vermoedelijk omdat hier door de verschillen in achtergrond van de auteurs precies die gisting in het schrijfproces tot stand kwam,die recht deed aan waar zij in hun eigen gebied vastliepen. Maar wat meer is:zij konden in dit boek hun ideeën en concepten op een andere manier in praktijk brengen door te schrijven vanuit een dubbel auteurschap. In het hoofdstuk ‘Het gladde en het gestreepte'(‘The Smooth and the Striated’,Deleuze & Guattari 1987:474,vert. auteur) komt de behoefte aan vastleggen en registreren,eigen aan de kunstgeschiedschrijving, overeen met hun opvatting van ‘het gestreepte’. Het ligt meer in de aard van de kunstgeschiedschrijving dan in de praktijk van de kunst om ergens grip op te krijgen door middel van het vastleggen. De weerstand die veel kunstenaars ervaren bij het in taal vastleggen van ervaringen,beschrijvingen en definities met betrekking tot kunst houdt verband met een voorkeur voor een gladde,open ruimte (smooth space). De blauwdruk voor het concept van ‘het gladde en het gestreepte’ is afkomstig van Pierre Boulez,componist en dirigent,en tijdgenoot van Deleuze en Guattari. Hij definieert gladde ruimtetijd als een vorm van ‘bezetten zonder te tellen’ en getreepte ruimtetijd als een vorm van ’tellen om te bezetten'(Deleuze & Guattari 1987:361-362;553,voetnoot 20). Boulez,die bekend staat om zijn seriële,atonale en experimentele composities,past deze definities toe op zijn muziek.'(bladzijde 48 uit het boek ‘Hoe kunst en filosofie werken’) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘De namen van steden,en hoe zij op oudere leeftijd urgenter en verrukkelijker worden.'(blz. 88) ‘Hij praat tegen de zon,en het kind luistert toe. Nu praat het kind en hij hoort de zon.'(blz. 88) ‘In mijn levensgeschiedenis gaat het helemaal niet om mij. Maar wie zal dat geloven?'(blz. 89) ‘Moet men het luiheid noemen dat men alle delen van zichzelf,waar ze zich ook bevinden,verspreid laat liggen?'(blz. 89) ‘Ieder onvoltooid werk was beter. Het hield je zwevend en ontevreden.'(blz. 89) ‘Geen gedicht kan het getrouwe beeld van onze wereld zijn. Het getrouwe,het afgrijselijke beeld van onze wereld is de krant.'(blz. 89) ‘Hij zit vol kennis. Hij weet niets. Nog altijd wil hij weten.'(blz. 89) Wordt vervolgd.