de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’ het essay van Thijs Lijster ‘Het einde van de kunst ,het begin van de kritiek’. Goed nadenkwerk. ‘Het einde van de kunst De laatste decennia van de twintigste eeuw zouden wel eens de geschiedenis in kunnen gaan als de tijd van het ‘eindisme’. Michel Foucault spreekt in ‘De woorden en de dingen’ uit 1966 van het ‘einde van de mens’ en het ‘einde van de politiek’. Jean-Francois Lyotard constateert in ‘La condition postmoderne’ uit 1979 ‘het einde van de grote verhalen’,Richard Rorty verkondigt in zijn ‘Philosophy and the Mirror of Nature’,eveneens uit 1979,’het einde van de filosofie’ en enige tijd later,in 1989,publiceert Francis Fukuyama zijn invloedrijke essay ‘The End of History’. De kunst kon natuurlijk niet achterblijven. Halverwege de jaren tachtig lijkt ‘het einde van de kunst’ welhaast in de lucht te hangen,aangezien drie auteurs er bijna gelijktijdig en zonder van elkaars werk op de hoogte te zijn over schrijven: Hans Belting in ‘Das Ende der Kunstgeschichte?'(1983), Arthur C. Danto in ‘The End of Art'(1984) en Gianni Vattimo in ‘The Death and Decline of Art’in zijn boek ‘The End of Modernity(1985). Nu is het idee van het einde van de kunst niet nieuw. De auteurs beroepen zich allemaal op Hegels colleges over esthetica (Hegel 1970b;Hegel 2012). Een zoektocht naar ‘het einde van de kunst’ in het oeuvre van Hegel is echter vergeefs:nergens gebruikt Hegel deze exacte formulering. Eva Geulen noemt het einde van de kunst terecht een ‘gerucht’,dat niettemin uiterst invloedrijk is geweest(Geulen 2006:I). Maar wat moeten we ons precies voorstellen bij ‘het einde van de kunst’,en wat zijn de implicaties van dit einde voor de (maatschappelijke) waarde van de kunst? Om deze vragen te beantwoorden zal ik allereerst terugkeren naar de bron van het gerucht,de esthetica van Hegel,om vervolgens te laten zien wat Danto en Vattimo ermee doen. Het is echter mijn overtuiging dat het einde van de kunst te vroeg wordt afgekondigd door deze filosofen,waardoor bovendien de kritische functie die kunst nog altijd kan hebben wordt veronachtzaamd. Dat zal ik in het laatste deel toelichten aan de hand van Walter Benjamin.'(bladzijde 196-196) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Jij ontsnapt aan geen enkele betekenis. Tot alles zul jij worden verminkt. Misschien bestond jij slechts om te worden verminkt.'(blz. 130) ‘Volkeren mededelen wat zij elkaar schuldig zijn. Schuldenlast-feesten.'(blz. 131) ‘Een jaar van eilanden.'(blz. 131) ”Een druif die een andere ziet,wordt rijp.”(Byzantijns spreekwoord.) (blz. 131) ‘Niemand begrijpt het ondergrondse voorbereidende werk van de woede.'(blz. 132) ‘Nog altijd zijn het van de oude volkeren de Egyptenaren en de Chinezen die hem het meeste interesseren:de schrijvers.'(blz. 132) Wordt vervolgd.