met het essay van Thijs Lijster ‘Het einde van de kunst,het begin van de kritiek’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Maar omdat voor Hegel de kunstgeschiedenis steeds gelijke tred houdt met de wereldgeschiedenis,ziet hij de mogelijkheid van een alternatieve maatschappelijke rol van de kunst over het hoofd,namelijk die van kunst als kritiek. Hoewel Hegel als belangrijkste inspiratiebron van Danto’s these van het einde van de kunst geldt,wordt in zijn denken de kunstgeschiedenis losgesneden van de wereldgeschiedenis. Het einde van de kunst is bij Danto de uitkomst van een volstrekt in zichzelf gekeerde ontwikkelingsgeschiedenis,een zoektocht naar de definitie van wat kunst is. Danto moet het antwoord op de vraag naar het belang van de kunst dan ook schuldig blijven;hooguit blijft hij steken in een nogal gratuite lofzang op het ‘pluralisme’ van de kunst,dat het pluralisme van de samenleving zou vertegenwoordigen. Dezelfde vrijblijvendheid vinden we bij Vattimo,die bovendien niet duidelijk kan maken wat de kunsten toevoegen aan het pluralisme dat volgens hem al in de massamedia aanwezig is. Wat Water Benjamin onderscheidt van de andere herauten van het einde van de kunst,is dat hij dit einde niet zozeer als een voldongen feit beschouwt,maar eerder als een historische kans. Het einde van de kunst betekent voor hem in specifieke zin het einde van een bepaalde autoriteitsverhouding,waar de aura van het kunstwerk symbool voor staat. Net als Hegel ziet hij het einde van de kunst als een vorm van onttovering en daarmee als een emancipatie van de cultus. Maar de cultus geeft zichzelf niet zo gemakkelijk gewonnen,en steekt steeds weer op andere manieren de kop op,zoals in de cultus van de ‘star’ of de cultus van de leider. Met Benjamin zouden we dan onderscheid kunnen maken tussen kunst die angstvallig vasthoudt aan haar aura,en het kunstmatig in stand probeert te houden,en kunst die bijdraagt aan haar eigen onttovering,haar eigen einde. Alleen in het laatste geval kan kunst fungeren als een bron van kritiek.'(bladzijde 207-208) Dit was het artikel van Thijs Lijster. Morgen een ander artikel uit het zeer inspirerende boek ‘Hoe kunst en filosofie werken’. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Zijn ze niet te belangrijk voor je geworden,de mensen uit je vroege jeugd? Ben je vergeten wie tegenwoordig de wereld verspeelt? Betekent het rijpheid dat men steeds verder teruggaat? Redden en bewaren,zeker. Maar staat er nu niet meer op het spel,alles?'(blz. 159) ‘Hij zegt alleen maar nee om zich daarin te oefenen.'(blz. 159) ‘Iemand die niet op de wereld mag zijn:hoe hij zich gedraagt(exemplarische novelle).'(blz.159) ‘Hij moet zich melden die van de ervaringen van anderen heeft geleerd. Van de eigen ervaringen?'(blz. 159) ‘Het geraas van de stommen.'(blz. 159) Wordt vervolgd.