met het essay van Birgit Mara Kaiser ‘Zintuiglijk denken en het vraagstuk van de esthetica’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De esthetica moet misschien niet zozeer opgevat worden als een filosofie van de kunst,die zich met bepaalde oordelen en gevoelens zou bezighouden,maar – à la Leibniz”je ne sais quoi’- als de naam voor een groter probleem:voor de relatie tussen zintuiglijke waarneming en rede of tussen perceptie en denken. Die relatie was sinds Descartes’ ‘Over de methode(1637) de cruciale kwestie – het vormde de inzet van een debat over wat het betekent om te denken en welke relevantie onze zintuiglijke indrukken in dat verband hebben. Daarbij werden vragen aan de orde gesteld als:staat denken gelijk aan rationaliteit,zijn er andere vormen van denken,en welk belang hebben onze lichamelijke zintuigen in het kennisproces? De belangrijkste fuguren in dit debat,die Descartes’ standpunt aanvielen dan wel verdedigden,waren onder anderen:G.W. Leibniz,Christian Wolff,Alexander Gottlieb Baumgarten,Immanuel Kant en meer recent,voortbouwend op Leibniz,Gilles Deleuze. In het bestek van dit essay is het onmogelijk om het gehele debat recht te doen,ook als we ons tot de hoofdrolspelers beperken. Maar om inzicht te krijgen in de ideeën van Kleists ‘Over het marionettentheater’,is het van belang in ieder geval in grote lijnen uiteen te zetten waar het debat over ging. Zodra die inzet duidelijk is geworden,zal ik terugkomen op ‘Over het marionettentheater’ en het probleem waarvoor het ons plaatst. We zullen zien dat in veel van Kleists toneelstukken en verhalen (naast zijn zogenaamde ‘esthetische’ geschriften en essays waartoe laatstgenoemde werk behoort) het hoofdpersonage een zonderlinge figuur is die een curieuze manier van denken etaleert – curieus althans wanneer wij denken gelijkschakelen aan rationaliteit en aan heldere welonderscheiden ideeën. De personages van Kleist laten hetzelfde probleem zien dat in ‘Over het marionettentheater’aan de orde komt:wat zijn buiten-rationele manieren van denken (‘verward’ in de betekenis van Leibniz,een vorm van ‘zintuiglijk denken’ in de woorden van Baumgarten),en wat heeft de kunst hiermee te maken? Om daarachter te komen,moeten we eerst het probleem bekijken dat Kant langs filosofische weg trachtte op te lossen,een probleem dat ook na Kant in bijvoorbeeld de literaire werken van Kleist en anderen zijn invloed heeft doen gelden.'(bladzijde 119-120) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Een machtbeluste,die dit nooit kan zijn en die daarom historicus is.'(blz. 165) ‘Het vizier van een bedelaar.'(blz. 165) ‘Hij is tachtig. Het is net of hij zonder toestemming een andere eeuw heeft betreden.'(blz. 165) ‘Het innemende van Schopenhauer is zijn afwending van God,vastbesloten en onherroepelijk. Een van macht verstoken denken,ervan uitgaande dat God bestaat,is onmogelijk.'(blz. 166) ‘Om veel zou Stendhal te benijden zijn. Het meeste om de werkelijke kwetsbaarheid na zijn dood. (blz. 166) Wordt vervolgd.