met het essay van Birgit Mara Kaiser ‘Zintuiglijk denken en het vraagstuk van de esthetica’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Zo luidt het ook in de eerste paragraaf van ‘Aesthetica’ (geschreven in het Latijn),waarin Baumgarten de nieuwe waarnemingswetenschap,alias de esthetica,definieert. Paragraaf 1 AESTHETICA(theoria liberalium artium,gnoseologia inferior,ars pulcre cogitandi,ars analogi rationis)est scientia cognitionis sensitivae. Paragraaf 1 ESTHETICA(als theorie van de vrije kunsten,gnoseologie van de lagere vermogens,de kunst van het schone denken,en de kunst om analoog aan de rede te denken)is de wetenschap van de zintuiglijke kennis. In de voorstelling van Baumgarten zou deze esthetica de wetenschap van de zintuiglijke kennis moeten worden,die onderzoekt hoe onze vermogens om helder-verward en zintuiglijk te denken opereren – die verschillen van onze vermogens om helder-duidelijk en rationeel te denken – en hoe wij ze kunnen bestuderen en uitoefenen. Cristoph Menke heeft onlangs opgemerkt dat Baumgartens ‘Aesthetica’ om die reden stelt dat zintuiglijkheid,fenomenen en op waarneming gebaseerde kennis filosofisch geanalyseerd ‘kunnen’ worden en dat Baumgarten twee hoofdwegen voor zich zag waarlangs dat project zou moeten worden ondernomen. Enerzijds,zoals we hierboven hebben gezien,zou de esthetica de theorie van de vrije kunsten en van de kunst van het schone denken moeten zijn,die zou moeten onderzoeken op welke manieren de materiële rijkdom en de singulariteit van fenomenen (kunstwerken met name) door zintuiglijk denken zou kunnen worden beoordeeld. Anderzijds zou de esthetica een gnoseologie van de lagere vermogens en het ‘analoge’ denken aan de rede moeten vormen,en zou ze een analyse moeten geven van de zogenaamde lagere vermogens en van hun representaties die buiten het domein van helderheid en bewustzijn liggen. Zij werken volgens deze opvatting ‘analoog’ aan de rede – zij hebben specifieke eigenschappen waardoor zij van het rationele denken verschillen,maar net zo waardevol zijn (Haverkamp 2010)’. (bladzijde 123) Wordt vervolg. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Wat de taal betreft ben jij een kwezel. Zij is onaantastbaar voor je. Je verafschuwt zelfs diegenen die haar onderzoeken.'(blz. 171) ‘Het onbewuste dat zij het minste hebben die er altijd over praten.'(blz. 171) ‘Het vreemde van het woord ‘adem’,alsof het uit een andere taal kwam. Het heeft iets Egyptisch en iets Indisch,maar nog meer klinkt het naar een oertaal. De woorden in het Duits vinden die naar een oertaal klinken. Als eerste:adem.'(blz. 171) ‘Men zou zijn leven al mediterend over woorden willen besluiten en het daardoor verlengen.'(blz. 171) Wordt vervolgd.