met het essay van Birgit Mara Kaiser ‘Zintuiglijk denken en het vraagstuk van de esthetica’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Kant ontzegde daarmee het esthetische,dat wil zeggen ons denken en waarnemen dat op zintuiglijke indrukken gebaseerd is,elke cognitieve waarde. Baumgartens manier van redeneren – nadrukkelijk gebaseerd op twee verschillende vormen van kennisverwerving – werd afgesneden door Kants baanbrekende scheiding van zintuiglijkheid en rationaliteit. In zijn ‘Kritiek van de zuivere rede’ doet Kant het project van Baumgarten af als ‘de ijdele hoop van de voortreffelijke analyticus Baumgarten […] om de kritische beoordeling van het schone onder principes van de rede te brengen en de regels ervan tot een wetenschap te verheffen'(2004:120 voetnoot). Howard Caygill heeft naar voren gebracht dat dit in feite neerkwam op een heruitvinding van de esthetica met transcendentale parameters die niet bij Baumgarten hoorden:’Kants’esthetica,die debatten van later datum heeft bepaald,was zelf een heruitvinding van het baumgartiaanse origineel en vormde in veel opzichten een reductie van de complexiteit ervan'(2001:233). Baumgarten had de kwestie over zintuiglijkheid en denken zo naar voren gebracht dat er een ‘continuïteit’ bestond tussen lichaam en geest,tussen verwarde en heldere ideeën en tussen denken dat op de zintuigen en dat op de rede is gebaseerd. Tegelijkertijd ging het hem ook om hun ‘verschil’. Op basis daarvan wilde hij de esthetica tot de wetenschap van het zintuiglijke kennen maken. In het kantiaanse model kon deze vraag niet meer op die manier aan de orde komen,aangezien de scheiding tussen zintuiglijkheid en rationaliteit de parameter was waaraan men niet meer waagde te tornen. Behalve de relevantie van Baumgartens ideeën voor een herziening van de esthetica,heeft de kracht ervan precies te maken met wat Leibniz het ‘je ne sais quoi’ heeft genoemd. ‘Je ne sais quoi’ drukt de zekerheid uit dat een kunstwerk aantrekkelijk of afstotelijk is,zonder de mogelijkheid om deze uitwerking te ’testen’ of te definiëren door het kunstwerk uit elkaar te halen om zo de nauwkeurigheid van het effect te ‘bewijzen’. Het staat voor een ‘verwarde’,dat wil zeggen een niet welonderscheiden vorm van perceptie – een niet-rationele manier van denken,om zo te zeggen – die gebaseerd is op lichamelijke waarnemingen,waarbij andere bronnen worden aangesproken dan de rede om het object als geheel te zien,en die iets aanspreekt binnen de registers van bevrediging of afkeer,niet waarheid (Leibniz 1961:41).'(bladzijde 124-125) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Een dier met een vol geheugen – het kostbaarste van alle dieren.'(blz. 173) ‘Hij legde de laatste angst af en stierf.'(blz. 173) ‘Een gedachten-leeuwerik.'(blz. 173) ‘De volkeren waar hij op jeugdige leeftijd over las zijn inmiddels uitgestorven.'(blz. 173) ‘Hij vond alleen nog zinnen,om vroegere zinnen terug te nemen.'(blz. 173) ‘Nog altijd put zijn geest zich uit in aanrakingen. Nog altijd schrikt hij voor inlijving terug.'(blz. 173) Wordt vervolgd.