met het essay van Sybrandt van Keulen ‘Kunst als spel’ ondertitel ‘Van Kant naar Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘In aansluiting hierop zou een spel ook geformuleerd kunnen worden in termen van Foucault,daar waar hij in het tweede deel van ‘De geschiedenis van de seksualiteit’ voor zijn analyse van het erotische machtsspel (in de pre-helleense politiek) paradigmatische formules gebruikt zoals ‘elliptische configuratie’ en ‘spel van asymmetrieën'(Foucault 1990: resp. 203;233). De grondgedachte is dat de notie van een verstarde asymmetrie – dat wil zeggen,een eenzijdige machtsverhouding – plaatsmaakt voor wordende of wisselende asymmetrieën:twee centra,zoals in een eclips,die geen van beide een vaste,centrale machtspositie kunnen innemen. Het bespelen komt dan neer op het creëren van een extra hiaat,dat wil zeggen centra met verschillende tussenruimtes. Dit spelbegrip kan moderne definities en conceptuele velden transformeren door de logica van de uitgesloten derde te ontregelen,dat wil zeggen door het omkeren en verplaatsen van machtsverhoudingen (zoals de definities van meester-slaaf,kostwinner-huisvrouw,privé-publiek,man-vrouw,hetero-homo). Uit de twee werkwoordsvormen die Derrida gebruikt,het omkeren en verplaatsen van hiërarchische verhoudingen,kan worden afgeleid dat er nog iets anders nodig is:het bespelen van eenzijdige begrenzingen,dat wil zeggen het deconstrueren van vaste kaders en contexten – een kader bestaat niet van nature,er wordt ingekaderd en uitgesloten,geframed – met als mogelijk effect de decentrering van een bestaand speelveld. Wie of wat kan dat teweegbrengen? Of vindt het plaats door toeval? Deze laatste vragen kan ik beantwoorden onder verwijzing naar de beroemde formule van Derrida,’er is geen buiten-de-tekst'(il n’y a pas de hors-texte):er is geen buiten-ons-spel. In die formule wordt de gedachte samengevat dat de grens tussen spel en niet-spel niet in absolute zin bestaat. Er is echter niet mee gezegd dat er absoluut niets anders dan spel is. Elk besef van een grens brengt de mogelijkheid van het overschrijden van die grens met zich mee. Maar wat zou er dan nog anders kunnen zijn? Het leidt niet tot een bevredigend antwoord om te zeggen dat er toch altijd iets buiten ons spel moet zijn,om vervolgens dat iets – hoe kan het ook anders – toch weer een object van spel te noemen.'(bladzijde 286-287) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat van Elias Canetti uit ‘Vliegenpijn’. ie heeft twee talen:in een zeer hoog opgeblazen taal prijst hij enkele zeldzame prijzenswaardigen,plundert ze,vleit ze,aldoor op het meest verheven niveau,en het is alsof zijn taal regelrecht uit hoger sferen komt en geen aardse woorden bezit. In de andere taal praat hij over dezelfden,maar zo alsof ze even laaghartig waren als hij en slechts vuigheden hadden uitgekraamd. Hij geniet van de manier waarop het leven hun parten heeft gespeeld,hij dompelt en baadt ze in jaloezie en walging. Dat schrijft hij echter nooit op,hij schrijft slechts in de andere,de prijstaal.'(blz. 75) Wordt vervolgd.