met het essay van Henk Oosterling ‘De bestaansesthetica van Michel Foucault’ ondertitel ‘Leven als een medium’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Zelfbeheersing is vereist om het huishouden met vrouw,slaven en ambachtslieden te beheren(oikos nomos). Beheersen en beheren zijn op hun beurt weer voorwaarden om de stad (polis) te kunnen besturen. Beheersing,beheer,heersen,politiek en economie veronderstellen een diëtetiek. In de hellenistische wereld gaan stoïsche en epicurische aristocraten dagboeken bijhouden om hun gemoedstoestanden,aandriften en overmatige gedragingen te verklaren en te corrigeren,hierin bijgestaan door raadslieden en vrienden. De focus ligt daarbij niet op het innerlijk,maar op de vormen ofwel zelftechnieken voor het gedrag. Het gaat niet om contemplatieve beschouwing,maar om het mediaal praktiseren van inzichten,niet om ’theoreia’,maar om ’technè’. Lichaam en geest schuiven in elkaar. Maar waar komt in deze anti-cartesiaanse genealogie de kynicus in beeld? Kynici,zoals Diogenes,leven hun waarheid in de fysieke bespotting van de zelfgenoegzaamheid en overmoed van hun medeburgers.Zo wordt de kynicus een limietgestalte van de aristocratische zelfzorg:compromisloos en excessief matig leeft de kynicus autarkisch zijn ‘hondse’ bestaan en weigert hij zich voor het karretje van de machtigen te laten spannen. Zijn publieke performance bruuskeert de burgers. Hoewel de kynicus door zijn matiging en zelfcontrole ongrijpbaar is voor de macht,kunnen de tiran en het volk de kynicus wel verbannen of doden,zoals met Socrates gebeurt. Socrates’ tegenzet stelt de macht buiten werking:te midden van zijn vrienden ledigt hij de gifbeker ‘ad fundum’. Kynische doodsverachting vormt de kern van de zelfpraktijk. Ook stoïci propageren in hun zucht naar zelfcontrole (egkrateia) de goede dood (eu thanasia). Deze vormt de onmogelijke mogelijkheidsvoorwaarde van het leven. Alleen door die doodsverachting kunnen ze de imperiale macht die verbant en veroordeelt,trotseren. Weten:waarheidspreken als ‘spiritueel’ verzet Het imperatief van de zelfzorg is:ken uzelf! (gnothi seauton). Zelfbeheersing vereist deze zelfreflectie. De blik keert het lichaam binnenstebuiten en in die möbiusachtige verwringing situeert Foucault de ziel (psychè) als het zelf dat zich op zichzelf terugbuigt: re-flectie. In deze materialistisch spiritualistische opvatting is de ziel substantie noch essentie.’ (bladzijde 90-91) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Gebed voor het slapengaan//28 maart 1931 om 7 uur ’s avonds//Heer,op klaarlichte dag/ben ik door luiheid overvallen./Laat mij rusten en inslapen Heer/en wieg mij in slaap Heer/Door Uw Kracht./Veel wil ik weten,/maar geen boeken of mensen zullen het mij zeggen/Dat U alleen mij verlichte,Heer/door mijn gedichten./Wek mij krachtige op tot de strijd met de rede,/mij snelle tot het sturen van woorden/en mij ijverige tot het misprijzen van de naam van God/van eeuwigheid tot eeuwigheid.//[28 maart 1931]'(bladzijde 269)