met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De kunst,het kunstwerk ‘Voorgaande overwegingen betreffen het raadsel van de kunst,het raadsel dat de kunst zelf is. We pretenderen allerminst het raadsel op te lossen. De opdracht is om het raadsel te leren zien'(Heidegger 2009: 96). Zo begint Heidegger zijn nawoord van ‘De oorsprong van het kunstwerk’. Het raadsel is de mogelijkheid van kunst om waarheid te ontsluiten. Het raadsel is ook het kunstwerk zelf. Wat behoort tot het werk? Wat is het wezen van zo’n ding? Het raadsel brengt ons naar de hoofdvraag van Heideggers boek,naar het oorspronkelijke van het kunstwerk. Heideggers eerste conclusie is dat het kunstwerk niet op zichzelf staat,maar het resultaat is van het maakproces van de kunstenaar. Beide – kunstenaar en kunstwerk – kunnen alleen bestaan vanwege de kunst: De kunstenaar is de oorsprong van het werk. Het werk is de oorsprong van de kunstenaar. Geen van beide is zonder de ander. Toch is het ook niet zo dat een van beide alleen de ander draagt. Kunstenaar en werk zijn ieder voor zich en in hun onderlinge relatie krachtens een derde dat het eerste is,namelijk krachtens datgene waar kunstenaar en kunstwerk hun naam aan ontlenen:de kunst (Heidegger 2009: 27). Kunst als wezen of midden,en daaromheen cirkelen de kunstenaar en het werk. ‘De kunst weest in het kunst-werk. Maar wat en hoe is een werk een werk van de kunst?'(Heidegger 2009: 28). Het gaat Heidegger niet om de kenmerken van verschillende kunstwerken,maar juist om de voorwaarden waardoor iets zich aan ons kan presenteren als kunstwerk. Hoewel de kunstenaar hier als wezenlijk onderdeel van het wezen van de kunst wordt beschreven,blijft Heidegger in zijn betoog het spoor volgen van het werk zelf,het dingachtige aspect. Want elk werk is een ding,concludeert Heidegger in een volgende stap. Maar wat is dan een ding? Wat onderscheidt het kunstwerk van andere dingen? Je hebt dingen die we gebruiken,die gemaakt zijn met een directe functie(tuig),je hebt ongenaakbare dingen(puur ding) en je hebt dingen die gemaakt zijn,maar zonder directe functie:kunstwerken. Overeenkomstig het pure ding is een kunstwerk niet dienstig(bruikbaar),maar net als het tuig,is het door mensenhanden gemaakt.'(bladzijde 230-231) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Balkonnen vliegen door de lucht/Ze vliegen en ze vliegen maar/Ballonnen vliegen door de lucht/Ze fonkelen en suizen daar/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen zwaaien er steeds naar/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen zwaaien met hun muts/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen zwaaien met hun stok/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen zwaaien met hun brood/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen zwaaien met hun kat/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen zwaaien met hun stoel/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen zwaaien met hun lamp/Ballonnen vliegen door de lucht/De mensen staan daar maar/Ballonnen vliegen door de lucht/Ze fonkelen en suizen daar.//En ook de mensen suizen daar.//1933’ (bladzijde 275) Wordt vervolgd.