met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ”But from neither of these pictures,nor from any of the others,could one properly say that a painting of Van Gogh expresses the being or essence of a peasant woman’s shoes and her relation to nature and work'(Schapiro 1998: 429). Heidegger is volgens Shapiro niet geïnteresseerd in waar schoenen naar zouden kunnen verwijzen(Wiedergabe),niet in de leef- en werkwijze van de kunstenaar. Schapiro benadrukt daarentegen dat elk schilderij gemaakt is in in een bepaalde context,met bepaalde ideeën die bestudeerd dienen te worden om een zinnige uitspraak over het werk te kunnen doen. Hij verwijt Heidegger dat hij het werk te associatief benadert: He has retained from his encounter with Van Gogh’s canvas a moving set of associations with peasants and the soil,which are not sustained by the picture itself but are grounded rather in his own social outlook(ibid.). Heidegger gaat volgens Schapiro voorbij aan een belangrijk aspect,namelijk de aanwezigheid van de kunstenaar in het werk:'[…]he has overlooked the personal and physiognomic in the shoes which made them so absorbing a subject for the artist'(Schapiro 1998: 430). Van Gogh had in de periode waarin hij deze schoenen schilderde het Brabantse boerenland al enige tijd verlaten voor de stad. Het schoeisel dat hij van boeren en boerinnen schilderde,waren vaak klompen. In dit geval zijn het overduidelijk zijn eigen schoenen,zo meent Schapiro. Het is een zelfportret via een object. ‘To “be in someone’s shoes” is to be in his predicament or his station in life. For a painter to represent his worn shoes as the main subject of a picture is for him to express a concern with the fatalities of his social being'(Schapiro 1998: 431). Met andere woorden: Van Gogh toont zijn kunstenaarsbestaan via zijn schoenen. Schapiro ondersteunt zijn bewering met een citaat uit een brief van Paul Gaugain,die een tijd bij Van Gogh in Arles verbleef. Gaugain vermoedde een verhaal achter de schoenen die in het atelier stonden en waaraan hij Van Gogh zag werken,zo schreef hij in een brief.'(bladzijde 233-234) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit de bundel ‘ik zat op het dak’. ‘De vriendin////Kevers lieten rond jouw ogen,/mijn vriendin,hun sporen na,/honderdtwintig cirkelbogen,/’t cijfer zeven en de Ka.///Vele jaren zijn verstreken,/groen is nu je koude mond,/noodweer doet je oog al breken,/wind fluit in je neusgat rond.///Wat jij denkt ben ‘k niet bij machte/te doorzien. Maar op een dag/gaat de kist van jouw gedachten/open met een luide slag.///En dan zijn je zoete dromen/voor eenieder te verstaan,/zal je geest naar buiten stromen,/als een gaswolk uit je gaan.///Wacht je ’t oproer der planeten?/ Of de lotsverbondenheid?/Of de neergang der kometen,/tegen die pilaar gevlijd?///Wil je het verlangen wachten/Dat van boven nederdaalt,/tot je adem je gedachten/diep in jou in woord vertaalt?///Ingehouden als wij leven/tellen we de dagen niet./Maar elk jaar is ’t of je even/de minuten scherper ziet.///Met het uur worden wij allen/meer omringd door hebzucht,haat,/en door domheid overvallen,/die haar blik naar d’aarde slaat.///Is de lier gestemd,dan zingen/Wij bij deze klankstroom,/En voor hen die ons omringen/lijkt ons lied welhaast een droom.///Beken zullen sneller stromen,/van de oever af zul jij/met gesperde ogen komen,/en een lange eeuwenrij/zie je naar de oude luister,/daaglijks met een koel gezicht,/zonder dat ooit schaduwduister/op je hoge voorhoofd ligt.///20-28 september 1933′ (bladzijde 279-280) wordt vervolgd.