met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Voor Schapiro is een werk alleen een veruiterlijking van een intentie of een expressie van een kunstenaar. Een volstrekt ander begrip van een ‘werk’ dan Heidegger. Derrida komt tussenbeiden en laat zien hoe de werking van het ‘werk’ in zijn verschijning verbonden is met het pure ding en het tuig. Net als het pure ding is het werk eigenwijs en eigengereid,niet dienstbaar. En net zoals een tuig is een werk ook voortgebracht door een maker. In spite of this,the work of art in its turn,by its self-sufficient presence[in seinem selbstgenügsamen Anwesen],resembles[gleicht]the thing pure and simple,referring only to itself[eigenwüchsige]and contained to nothing[zu nichts gedrängtes][…]Thus the product is half a thing,because determined by thingliness,and yet more than that,at the same time it is half work of art,and yet less than that(Derrida 1987: 298). Hoewel Heidegger het werk alleen als stichter van een andere wereld definieert,voorbij zijn materialiteit,ziet hij wel dat het werk eigenschappen van zowel een puur ding als een tuig bevat. Voor Schapiro is het werk juist een materialisatie van expressie,en heeft het daarmee een vaststaande betekenis. Derrida laat zien dat een werk nooit alleen een werk is,maar dat het ook een veranderende gebeurtenis kan zijn,afhankelijk van hoe een werk wordt bekeken en gelezen. Daarmee bemiddelt hij tussen beide denkers. Hij visualiseert dit door middel van de veters in de schoenen op het schilderij van Van Gogh. Derrida’s terminologie is door de hele tekst verbonden met schoenen,veters,maten (pointure),strikken,doorhalen,aan- en uitdoen. De veters zijn gemaakt van verf,net zoals de schoenen,toch lijkt het mogelijk om die veters te begrijpen als dingen met een eigen supplementaire werking – min of meer los van de schoenen. Zo verbindt en ontbindt Derrida ook de verschillende betekenislagen van de teksten en laat hij zien dat de verschillende definities van het ding (tuig,werk,puur ding) uiteengerafeld kunnen worden en weer anders kunnen worden gestrikt: These “three” “modes” of being do not entertain among themselves a relationschip of distinction,as Schapiro thinks. (Tight interlacing,but one which can always be analysed,untied up to a certain point. Like a lace,each “thing”,each mode of being of the thing,passes inside then outside the other.'(bladzijde 236) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Lied////Laat ons onze ogen sluiten,/Mensen! Mensen!/Laat ons onze ogen openen,/Soldaten! Soldaten!///Draag ons hoog boven het water,/Engelen! Engelen!/Duw de vijand onder water,/Demonen! Demonen!///En wij sloten onze ogen,/Mensen! Mensen!/En wij openden onze ogen,/Soldaten! Soldaten!///Geef ons kracht te vliegen boeven water,/Vogels! Vogels!/Geef ons moed te sterven onder water,/Vissen! Vissen!///[1934-1935]’ (bladzijde 284) Wordt vervolgd.