met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘We shall articulate this strophe of the lace:in it’s rewinding passing and repassing through the eyelet of the thing,from outside to inside,from inside to outside,on the external surface and under the internal surface […] shows itself and disappears (fort/da) in its regular traversing of the eyelet.)[…] Thus the work,which is more like the thing pure and simple than a product is (shoes for example),is also a product (Derrida 1987: 299). Schoenen van wie? Terug naar de vraag wie de (rechtmatige) eigenaar is van de schoenen. Voor Derrida is het niet vanzelfsprekend dat schoenen van iemand zijn. Dat geldt helemaal voor geschilderde schoenen. De veronderstelling dat schoenen iemand toebehoren en teruggegeven (restitute) dienen te worden,noemt hij het parergon,waarin hij verdergaat op de definitie gegeven door Kant. Kant gebruikt het woord ‘parergon’ om dingen aan te duiden die volgens hem niet strikt tot het werk (ergon) zelf behoren, ‘zoals lijsten van schilderijen,of de drapering van beelden,of de zuilengalerijen rond luisterrijke gebouwen'(Kant 2009: 115). Derrida problematiseert deze gebieden,door ook de lege ruimte in een gebouw of de witregels in en de marges van een tekst tot parergon te benoemen. Voor Derrida is alles wat vanzelfsprekend genomen wordt,over het hoofd gezien wordt,maar noodzakelijk is voor het bestaan van de hoofdzaak,een parergon. ‘Well,if,along with the frame and the column,clothing is for Kant an example of a parergon […] then where shall we classify certain “old shoes with laces”? […] a parergon all by itself […] a parergon without ergon?'(Derrida 1987: 302). In het schilderij van Van Gogh is het parergon aanwezig,zonder zichtbare hoofdzaak:een lichaam. Derrida gaat daarmee verder dan Kant:het parergon is niet het kledingstuk,de schoen,maar het afwezige lichaam waarnaar het verwijst. Kleding impliceert een lichaam,volgens zowel Heidegger als Schapiro. Beiden kennen echter de schoenen toe aan een ander lichaam. Dit afwezige lichaam – de parergon – is daarmee de kern van het dispuut. Het schilderij is ‘haunted’ (Derrida 1987: 203). ‘The parergon is detached […]'(ibid.). Zonder gebruikster zijn de schoenen geen tuig en heeft het betoog van Heidegger geen grond. Zonder de kunstenaar hebben de schoenen geen eigenaar en vervalt Schapiro’s stelling dat het een zelfportret is.'(bladzijde 236-237) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Een verschrikkelijke dood////Er was eens een man die honger had,/hij zat aan tafel en at gehakt./En naast hem stond zijn vrouw die steeds maar zei/dat het gehakt te weinig varkensvlees bevatte./Maar hij at,en at,en at,en at,en at,totdat/hij ergens in zijn maag/een dodelijke zwaarte voelde./Toen schoof hij het verraderlijke voedsel van zich af,/begon te beven en te huilen./Het gouden horloge in zijn zak hield op met tikken./Zijn haar werd eensklaps wit,zijn blik werd helder,/Zijn oren vielen op de grond,/als in de herfst de gele blaren van de populier./En in één klap was hij dood.///april 1935′(bladzijde 285) Wordt vervolgd.