met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Het parergon lijkt bijzaak,toch is het juist het parergon dat het discours bepaalt. Wie past de schoen? Derrida antwoordt:Waarom moet een schoen om een voet? Er zijn geschilderde schoenen die geen afwezig lichaam veronderstellen – zoals in de werken van Rene Margritte – die tegelijk kleding en lichaam zijn? Derrida laat zien dat er niet een antwoord op die vraag is,maar dat men zich bewust moet zijn van de vooronderstellingen van een gestelde vraag. Heidegger wil de dingen en het zijnde,normaliter verborgen,laten oplichten in een werk. Het werk kan,net als zijn tekst,de ogen openen. Schapiro denkt kunst te allen tijde te kunnen herleiden tot de kunstenaar. Hij is niet kritisch op de wijze waarop hij de kunstenaar in het werk leest. Derrida toont aan dat Schapiro denkt vanuit drie dogma’s:1)geschilderde schoenen kunnen iemand toebehoren;2)schoenen zijn schoenen(tuig),van welk materiaal dan ook en 3)voeten behoren altijd tot een lichaam. Schapiro’s vraag,zo ziet Derrida,gaat niet over wat er gebeurt door of in het werk,maar wat het werk weergeeft (Wiedergabe). De kern van de vragen – naar werking (Heidegger) versus verbeelding (Schapiro) – zijn fundamenteel verschillend en onverenigbaar. De kunstenaar als parergon Van wie zijn de schoenen? Of het discours nu kunsthistorisch of filosofisch is,deze vraag wordt (onbewust) gesteld en beantwoord door Heidegger en Schapiro. Derrida legt de parergonale werking van deze vraag bloot,maar besteedt,behalve aan diens signatuur,geen aandacht aan een ander belangrijk parergon,waar hij ook zelf betekenis aan ontleent,namelijk het parergon van de kunstenaar. Ongemerkt trekt het spook van de kunstenaar de schoenen aan. De kunstenaar is ‘detached’ van het werk,evenals de verondersteld eigenaar van de schoenen van Van Gogh.’ (bladzijde 237-238) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Variatie////Zo in zijn hemd tussen de gasten,/diep in gedachten,stond Petrov./De gasten zwegen. Naast de schoorsteen/een thermometer van metaal./De gasten zwegen. Naast de schoorsteen/hing ook een hoorn voor de jacht./Petrov stond stil. De klok sloeg negen,/’t vuur in de schoorsteen siste zacht,/terwijl de gasten somber zwegen./Petrov stond stil. Zacht siste ’t vuur./Op negen uur stonden de wijzers./De thermometer scheen in ’t rond./Zo in zijn hemd tussen de gasten/Petrov diep in gedachten stond./De gasten zwegen. Naast de schoorsteen/nog steeds dezelfde jachthoorn hing./De raderen van het uurwerk zwegen./’t Vuur in de schoorsteen danste zacht./Petrov is op een kruk gezeten,/diep in gedachten. Onverwacht/rinkelt de halbel als bezeten,/en knarst het slot uit alle macht./Petrov springt op,ook de genoden./De jachthoorn geeft een luide stoot./Petrov roept:’God,o grote Goden!’/en valt ter aarde neer,morsdood./De gasten schudden onder klagen/de thermometer door elkaar,/ze komen met een kist aandragen/en springen snikkend rond de baar./Dan wordt Petrov zijn kist verzegeld,/men gaat en roept:’Dat is geregeld.’///15 augustus 1936. (bladzijde 286-287) Wordt vervolgd.