met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Hoewel dit institutionaliseren duidelijk maakt dat het werk niet in de marge,maar daadwerkelijk tot de kunst behoort,was het tijdens de optocht al een kunstwerk. Deller verbond er toen al zijn kunstenaarsnaam aan,waarmee het een werk werd. De ‘kunstenaarsnaam’ verwijst hiermee niet naar Dellers persoonlijke leven,noch naar zijn intenties. Toch staat zijn naam wel voor een bepaalde tijd,een bepaald soort werk en een positie binnen het discours. De ‘naam van de kunstenaar’ – een begrip door Foucault geïntroduceerd in ‘Wat is een auteur?’- bepaalt deels hoe een werk geïnterpreteerd wordt. Het is meer dan zomaar een naam. Dat wil zeggen dat de naam ‘Jeremy Deller’ ingeweven is in een discours,bijvoorbeeld dat van de relationele esthetiek. Toch bepalen de kunstenaars niet alleen de ruimte van betekenis,de naam is ook parergonaal,zoals al eerder opgemerkt. De naam maakt een onderscheid tussen gewone dingen (tuig en puur ding) en kunstwerken. Het verbinden van het gemaakte ding aan de kunstenaar,niet alleen zijn signatuur,maakt het tot een kunstwerk. Het werk van Deller kan,in het verlengde van de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida,via verschillende posities benaderd worden. Door alleen de dingachtige aspecten te benadrukken (Heidegger,Derrida) wordt voorbijgegaan aan de parergonale werking van de kunstenaar. Door alleen de intenties,expressie en biografische gegevens van de kunstenaar te bekijken(Schapiro),wordt het discours dat de ‘naam van de kunstenaar’ zijn context geeft vergeten. Echter in het werk van Deller,wordt de kunstenaar zelf ook ding (werk) en vermengen zich de invalshoeken van de drie denkers,kunstenaar versus werk,zich onvermijdelijk. De politieke gebeurtenis van het werk. In de relationele kunst is de kunstenaar deel van het werk zelf,het materiaal,het ding,het gebeuren. Maar dit geldt evengoed voor de toeschouwer. Dit wordt zichtbaar in het werk van Jeremy Deller,maar ook in het werk van Rabih Mroué. Jeremy Deller toont in zijn werk een grote interesse in de volkscultuur:hij heeft een liefde voor punk,worstelen,brass-,acid-, en popmuziek.'(bladzijde 240) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Ik keek langdurig naar de groene bomen,/een zoete rust doortrok mijn ziel./Ik had nog steeds geen grote en oorspronkelijke gedachten,/nog steeds dezelfde stukjes ,brokjes,staartjes./Soms vlamt het aards verlangen in mij op,/soms strekt mijn hand zich naar een spannend boek,/soms grijp ik naar een velletje papier,/maar dan dienst zich de zoete slaap al aan./Ik zet me in een diepe leunstoel bij het raam,/kijk op de klok en steek een pijpje op,/maar dan spring ik weer op en loop naar mijn bureau,/ik zet mij op een harde stoel en draai een sigaret./Er loopt een spinnetje over de muur,/ik moet hem met mijn ogen blijven volgen./Hij houdt me ervan af de pen ter hand te nemen./Sla dood de spin!/ Te lui op op te staan./Nu kijk ik bij mezelf naar binnen./Maar alles is daar leeg,eentonig en vervelend,/er klopt geen sprankje leven in me,/alles is slap en slaperig als vochtig stro./Ik ben dus in mezelf geweest/en sta nu voor u./En u verwacht dat ik over dat reisje ga vertellen,/maar nee,ik zwijg,omdat ik niets gezien heb./Laat me alleen,en laat me rustig naar de groene bomen kijken./Dan zal wellicht een zoete rust mijn ziel doortrekken./Dan zal misschien mijn ziel ontwaken,/ontwaak ook ik,en zal in mij een sprankje leven kloppen.//2 augustus 1937′(bladzijde 290-291) Wordt vervolgd.