met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Hij geeft overigens zelf te kennen dat hij zich niet distantieert van het muizenvolk waarvan hij herhaaldelijk benadrukt hoe eenvoudig,naïef en down to earth het is. De intelligentie van dit volk beperkt zich tot een ‘praktische sluwheid’ die het goed kan gebruiken in zijn strijd voor het bestaan. De verteller-muis blijkt desalniettemin in staat om de pragmatische muizennatuur als zodanig te thematiseren en zijn lezers hieromtrent om begrip te vragen met het argument dat het muizenvolk door niet nader genoemde vijanden wordt belaagd. Deze thematisering van de eigen ‘primitieve’ natuur en vergoelijking ervan tegenover de lezers impliceert uiteraard een reflexiviteit die deze natuur nu net transcendeert. Het komische hiervan is dat deze transcenderende reflexiviteit onuitgesproken blijft,en dat de verteller dus doet alsof hij over zijn muizennatuur kan reflecteren en toch volledig muis kan blijven. De verteller-muis distantieert zich nergens expliciet van de logica van het naakte zelfbehoud die als een ijzeren wet het muizenbestaan in zijn greep heeft. Juister en paradoxaler gezegd:hij distantieert er zich enkel van door te betogen dat het voor een muis niet weggelegd is aan deze logica te ontsnappen. Zelfs dat ene ‘fenomeen’ dat vanwege zijn uniekheid en excentriciteit aan die logica lijkt te ontsnappen.aldus de verteller-muis,doet dit uiteindelijk niet en laat dus de pragmatische sluwheid van de muizen in wezen intact. Dit ‘fenomeen’ is Josefine,de enige zangeres en kunstenaar die het muizenvolk überhaupt rijk is. Haar loutere bestaan wekt bij de verteller een soort ‘filosofische’ verwondering op,omdat de vragen en betekenis van haar kunstenaarschap binnen de muizengemeenschap vragen oproept over de aard van die gemeenschap en hiermee ook over de natuur van de muizen. Belichaamt de excentrieke,’volksvreemde’ verschijning van Josefine niet een barst in de overlevingslogica? Het hele betoog van de verteller-muis,met al zijn herhaaldelijk geuite twijfels en tegenwerpingen,lijkt dit te verraden,maar vormt tegelijkertijd een poging om deze barst glad te strijken of uiteindelijk als onwezenlijk af te doen.’ (bladzijde 248) Wordt vervolgd. Nu weer een kindergedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Een wonderlijk katje////Een ongelukskatje verwondde zijn pootje,/Ze zat daar maar,kon zelfs geen stapje meer lopen.//Laat ons ter genezing van ’t gammele pootje/Maar snel een paar mooie ballonnen gaan kopen!//Meteen liepen mensen te hoop in de straten,/Ze schreeuwden,ze keken en maakten gerucht.//Gedeeltelijk liep onze kat door de straten,/Gedeeltelijk zweefde zij licht door de lucht!//1938′ (bladzijde 300) Wordt vervolgd.