met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Men zou kunnen aanvoeren,stelt de muis,dat het gezang van Josefine dermate subliem is dat het zelfs tot het amuzikale muizenvolk doordringt. Maar dat is niet het geval. Niemand heeft die ervaring. Zelfs de kleine schare van Josefine-fans,van wie de verteller zich herhaaldelijk distantieert,moet de sceptici gelijk geven:er is aan Josefines gezang ‘niets bijzonders'(825). De vraag is zelfs of ze überhaupt wel kan zingen en of ze niet gewoon ordinair gepiep voorbrengt. En piepen kunnen natuurlijk alle muizen. Ze doen het voortdurend zonder dat ze het in de gaten hebben,en geen enkele muis die het in zijn hoofd haalt om dit gepiep voor kunst te laten doorgaan. Volgens de verteller is het zelfs een publiek geheim dat Josefine ‘nauwelijks boven het niveau van het gebruikelijke piepen uitkomt – ja misschien is haar kracht voor dit gewone piepen niet eens toereikend'(826). Dit is dus wel heel vreemd. Josefine kan niet echt zingen,ze piept gewoon zoals iedereen,en doet dat zelfs minder krachtig dan een gewone muis,en toch blijkt het effect enorm. Het volk bewondert in haar wat het bij zichzelf niet bewondert,namelijk een gepiep dat helemaal geen kunst of specifieke vaardigheid is,maar een voor het muizenvolk ‘karakteristieke levensuiting'(825) of een ‘machinale gewoonte'(827),en het stoort er zich blijkbaar niet aan dat Josefine zelfs dit alledaagse gepiep nauwelijks beheerst. Hoe komt dat toch? Ter verklaring laat de muis allereerst weten dat je Josefine moet zien. Ze weet zichzelf als geen ander te presenteren. Ze zet zichzelf ‘plechtig in postuur’,’spreidt haar armen,rekt haar hals,buigt haar hoofd achterover,slaat haar ogen ten hemel'(828) en dit ‘om niets anders te doen dan iets heel gewoons'(826). Wanneer ze zich zo plechtig positioneert in een houding die een uiterste concentratie en toewijding aan haar ‘kunst’ suggereert,dan vormt zich rond haar steevast een publiek. Door op een gewichtige manier te doen wat alle muizen de hele dag door doen,bakent Josefine haar gepiep af van de alledaagse context waarin er voortdurend wordt gepiept. Die afbakening is primair een zaak van stilte,van een ‘plechtige stilte die dat broze stemmetje omgeeft'(827). De muizen piepen voortdurend door elkaar heen,maar wanneer Josefine piept,dan weet iedereen dat hij moet zwijgen.'(bladzijde 249-250) Wordt vervolgd. Nu weer een kindergedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Fotograaf van Apparaten/Kiekt op ’t strand twee acrobaten./Dat gaat prima,weliswaar,/Maar de kiek heeft één bezwaar,/Want je hebt geen flauw idee:/Wie staat boven,wie benee.//[ongedateerd]'(bladzijde 302) Wordt vervolgd.