met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Het is alsof zich,zodra Josefine zich ‘in postuur zet’,rond haar een imaginaire bühne vormt – waarop zij evenwel enkel een zwakke versie ten gehore geeft van het alledaagse muizengepiep. De vraag blijft hoe het komt dat de muizen hiervan onder de indruk zijn. Dat is,zegt onze muis,omdat Josefine als enige aandacht vraagt voor een gepiep dat,juist omdat het zo vertrouwd is,aan de aandacht ontsnapt. Verderop formuleert onze wijze muis het als volgt: Piepen is de taal van ons volk,alleen piept menigeen zijn hele leven zonder het te weten,maar hier – in het geval van Josefine – is het piepen bevrijd van de banden van het dagelijks leven (833). Decontextualiseren Josefine doet dus met andere woorden met het muizengepiep wat Marcel Duchamp heeft gedaan met alledaagse objecten. Ze ‘decontextualiseert’ het alledaagse gepiep. Hiermee ontdoet zij het piepen van de functie die het heeft in het dagelijkse bestaan,namelijk boodschappen communiceren met betrekking tot de strijd voor het bestaan,wat de muizen doorgaans opeisen. Josefine ontdoet dus het gepiep van zijn ‘normale’ betekenis en nut. Ze piept als het ware om niets. Aan deze decontextualisering,die een defunctionalisering is,draagt ook het feit bij dat Josefines ‘gezang’ zelfs niet het gewone piepen benadert. In zijn poging om te verklaren hoe Josefines bepaald zwakke gepiep bewondering weet af te dwingen,geeft de verteller het voorbeeld van het notenkraken. Wanneer iemand op het vreemde idee komt om voor een publiek zoiets banaals te doen als notenkraken,dan wekt hij hiermee onvermijdelijk de indruk dat hij iets méér doet dan gewoon notenkraken,al gaat het om niets anders. Pas een dergelijke performance onthult aan muizen voor het eerst het kunstige van een vaardigheid die ze dermate vlot en dus achteloos beheersen dat ze de kunst ervan over het hoofd zien. Aan die onthulling,voegt de muis toe,draagt dan bij dat de notenkraker-performance ‘iets minder knap in het notenkraken is dan het merendeel van ons'(826).(bladzijde 250-251) Wordt vervolgd. Nu weer een kindergedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘De vos en de haan////Een vos had eens een haan gevat,/Ze sloot hem in een hokje./’Ik mest je vet/En eet me zat./Ha-ha,/Een lekker brokje!’//De vos ging weg,/Maar zij vergat/Het slot,dat sloot met ’n stokje./De haan/Koos snel/Het hazenpad,/Verborg zich/Achter/’t Hokje.//Toen zij de haan niet zag,betrad/De vos meteen het hokje./De haan riep:/’Ha-ha-ha,gevat!’/En sloot de deur met ’t stokje.’//1940′(bladzijde 303) Wordt vervolgd.