met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Het fijne piepen van Josefine […]lijkt op het ellendige bestaan van ons volk te midden van het tumult der vijandige wereld (830). Op het eerste gezicht lijkt dit in tegenspraak met twee aspecten van Josefines gezang die de verteller verderop aanstipt. Haar gezang roept de verloren kindertijd op,het gevoel van een ‘verloren,nooit terug te vinden geluk,maar ook van de kleine,onbegrijpelijke en toch aanwezige en onuitroeibare vrolijkheid'(833) die het dagelijks leven doordringt. Verloren geluk en vrolijkheid zijn met elkaar verbonden:iets van de voor altijd verloren vrolijkheid van de kindertijd blijft toch bewaard in het dagelijkse leven van de volwassene. Die vrolijkheid kleurt dat leven met een lichtzinnige onbekommerdheid die het onttrekt aan de dodelijke ernst van de strijd om zelfbehoud. De ogenschijnlijk schrille tegenspraak bestaat er dus in dat Josefines stem in zijn zwakte uiting geeft aan enerzijds de blootgesteldheid van het volk aan de dodelijke vijand en anderzijds aan een kinderlijke vrolijkheid. Maar deze tegenspraak is feitelijk geen tegenspraak:op de momenten dat het muizenvolk zich overgeeft aan zijn fascinatie voor Josefines ‘broze stemmetje’ staakt het zijn verzet tegen de dodelijke vijand en erkent het zijn hulpeloosheid. Als het volk zich identificeert met de manier waarop Josefine flirt met de dood door lichtzinnig al haar levensnoodzakelijke kracht aan haar gezang te verspillen,geeft het volk zich op een onrechtstreekse,’gesublimeerde’ manier gewonnen aan de dodelijke vijand. Aangestoken door het gewaagde vertoon van haar zwakte,is het even bevrijd van de bekommernis,de troosteloze plicht,om het eigen leven in stand te houden en durft het zich over te geven aan een kinderlijke lichtzinnigheid of onachtzaamheid die het geheim is van het geluk. Een optreden van Josefine bijwonen is een onverantwoordelijke en onverantwoordbare luxe die het door zorgen geteisterde muizenvolk zich permitteert:’hier is het piepen bevrijd van de banden van het dagelijks leven en bevrijdt ook ons voor een poosje'(833). Over geluk rept de verteller in de reeds geciteerde openingsalinea enkel in de vorm van een verloochening:’ook als wij eens – maar dat gebeurt niet – naar het geluk zouden verlangen dat muziek misschien kan geven'(825).Muziek schenkt iets van een geluk.'(bladzijde 254) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit dagboekfragmenten en notities van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Voortekens,/Individuele bijgeloven./Wonderen./Goocheltrucs met de hand,geen illusionisme met apparaten./Menselijke relaties,persoonlijke./De goede toon./Gezichten./Vrouwelijk schoon./De seksuele fysiologie van vrouwen./Geuren./Het overwinnen van een gevoel van weerzin./Wassen,zwemmen en baden./Properheid en vuil./Eten./Het klaarmaken van bepaalde gerechten./Het serveren van gerechten./Het roken van pijp en sigaren./De inrichting van huis,appartement en kamer./Heren- en dameskleding.//Mij interesseert:wat interesseert anderen?/Wat doen mensen als ze alleen zijn met zichzelf./Dromen./Notitieboekjes./Met inkt of potlood op papier schrijven./Papier,inkt,potloden./Het dagelijks noteren van gebeurtenissen./Kleine gladharige honden./Vrouwen,maar alleen die van mijn favoriete type./Mierenhopen./Wandelstokken./Water./Het wiel./Meteorologie./Mij interesseren aardige oude vrouwen van goeden huize./De fasen van de maan./Het weerbericht./Gemengde berichten./De kabbala./Pythagoras.//[1933]'(bladzijde 470-471) Wordt vervolgd.