met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Dat ze erkenning verlangt impliceert dat haar bewustzijn van de waarde van haar gezang bemiddeld is door de ontvangst,vol bewondering en dankbaarheid,door anderen. En Josefine krijgt erkenning. ‘Het ontbreekt haar niet aan enthousiasme en applaus'(827). Ze beseft heel goed dat ze als enige zangeres op zichzelf een instituut is en dat het dus voor elke muis buiten kijf staat dat ze binnen de samenleving een betekenisvolle plaats inneemt. Maar de door Josefine verlangde erkenning betreft uiteraard niet de erkenning die haar effectief te beurt valt,maar een die ze zich verbeeldt. Vandaar dat haar ervaring dat haar gezang altijd weer warm onthaald wordt niet botst met haar overtuiging dat ze ‘voor dove oren zingt'(827). Ze is hooghartig genoeg om haar volk te laten voelen dat ze aan haar succes geen waarde hecht: Josefine wil niet alleen bewonderd worden,maar zij verlangt precies op de door haar bepaalde manier bewonderd te worden,bewondering alléén laat haar koud (827). Josefine weet dat zij nooit op ‘de door haar bepaalde manier’ bewonderd zal worden. Daarom kijkt ze neer op elke erkenning die ze effectief krijgt. Deze erkenning,ook al streelt die uiteraard haar ijdelheid,kan voor haar enkel een teken van een gebrek aan waarachtige erkenning zijn. De erkenning die ze verlangt kan door geen enkel teken worden uitgezegd,door geen enkele gegeven betekenis worden uitgeput. Immers:indien ze de erkenning die ze effectief krijgt zou erkennen als adequaat,alsof deze recht deed aan de waarde van haar gezang,dan zou de waarde van de aanspraak die ze op haar volk doet niet langer onvoorwaardelijk vaststaan,maar afhankelijk worden gemaakt van een bepaalde betekenis die het volk eraan toekent. Maar Josefines verlangen is excessief. Ze wil een gift schenken of zijn waarvan geen adequate ontvangst mogelijk is,laat staan een tegengift. De enige vorm van ‘erkenning’ die haar zou bevredigen,is dat haar publiek zou laten blijken zodanig door haar gezang te zijn geraakt dat het niet bij machte is een betekenisvol teken van erkenning te produceren,dat het onmachtig blootgesteld is aan hoe zij zich aan hen blootstelt. Het bevrijdende spektakel van de prijsgave Maar vanwaar dat onvermogen tot communicatie?'(bladzijde 258-259) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit de dagboekfragmenten en notities van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Het tijdschrift ‘Tapir’ is opgericht door Daniil Ivanovitsj Charms. Aan het tijdschrift kan iedereen meewerken die de meerderjarige leeftijd heeft bereikt,maar het recht om te beslissen of iets wordt aangenomen of afgewezen ligt uitsluitend bij Daniil Ivanovitsj Charms. Aan het tijdschrift kan ook medewerking worden verleend door doden,van wie de belangrijkste ereleden zijn: 1. Kozma Petrovitsj Proetkov en 2. Gustav Meyrink. In het tijdschrift ‘Tapir’ worden geen teksten opgenomen met een 1. Anti-religieuze 2. Liberale 3. Anti-alcoholische 4. Politieke 5. Satirische 6. Parodistische inhoud. Mederwerkers van ‘Tapir’ moeten erop bedacht zijn dat iedere tekst aan deze zes verbodsbepalingen getoetst wordt en de omvang van één pagina van het tijdschrift niet overschrijden mag. De redactie van de tijdschriftpagina’s berust bij D.I. Charms.'(bladzijde 481) Wordt vervolgd.