met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept,is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Ze investeert eerder haar kracht in het vertoon,het spektakel van een uiterste krachteloosheid en van een bijna-bezwijming. Haar gebrekkig gepiep is dus geenszins te wijten aan een reëel onvermogen:Josefine zet het bedenkelijke spektakel van zo’n onvermogen op om uiting te geven aan een meer fundamenteel,universeel onvermogen:het onvermogen om de dood af te wenden. Tegenover de dood weet niemand wat of hoe te piepen. Elk gepiep piept als het ware over deze fundamentele sprakeloosheid heen. Hierdoor kleeft aan elk gepiep zowel iets angstigs als uitzinnigs,hoe gezond en kordaat het ook kan klinken. Met haar amechtig gepiep diept Josefine deze sprakeloosheid tegenover de dood op die elk gepiep tekent. Ze varieert eindeloos,op het genânte af,op de vreemde stembuiging die elk gepiep bevat,omdat het een ijdel,bij voorbaat verloren gepiep is tegen een dood waaraan elke muis is prijsgegeven. Ze klaagt niet,treurt niet om die prijsgave. Ze piept vrijuit deze prijsgave uit. Het spektakel van die prijsgave,van een wezen dat zich reeds heeft prijsgegeven,is bevrijdend. Het bevrijdt het leven even van de dagelijkse strijd om het bestaan,van de plicht de dood koste wat kost af te weren. Door vol overtuiging te (ver)tonen dat het onvermogen tegenover de dood prijsgave kan zijn,helpt Josefine de muizengemeenschap een onbekommerdheid te celebreren,een soort dwaze vrolijkheid die de levendigheid van het leven uitmaakt. Het spectaculaire van Josefines prijsgave is essentieel,eerst en vooral voor Josefine zelf. Spektakels zijn er voor het oog en/of het oor van anderen. Josefines prijsgave aan de dood is een vertoon dat zij voor anderen ten beste geeft. Dit dient goed begrepen te worden. Josefines prijsgave aan de dood is geen puur individueel, ‘eenzaam’ gegeven dat ze vervolgens aan anderen communiceert. Zij is enkel tot die prijsgave in staat – of scherper:die prijsgave wordt pas iets waartoe ze in staat is, – wanneer ze hem aan anderen (ver)toont.’ (bladzijde 260) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit de dagboekfragmenten en notities van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Het leven is de zee,het lot is de wind,en de mens is een schip. En zoals een goede stuurman tegen wind kan benutten en zelfs tegen de wind in kan gaan zonder de koers van het schip te wijzigen,zo kan een verstandig mens de slagen van het noodlot benutten en met iedere slag dichter bij zijn doel geraken. Voorbeeld:iemand wilde redenaar worden,maar het noodlot ontnam hem zijn tong en de man werd stom. Maar hij gaf niet op en hij bedacht dat hij plankjes kon laten zien met zinnen die met grote letters geschreven waren,en waar nodig gromde hij erbij en waar nodig jankte hij erbij,en op die manier maakte hij op de luisteraars nog meer indruk dan met gewone spraak mogelijk was geweest. [1937]’ (bladzijde 487) Wordt vervolgd.