met het essay van Murat Aydemir ‘Zelfreflectie volgens Bacon en Lacan’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Een jongen en een meisje zitten tegenover elkaar aan het raam van een coupe wanneer de trein stopt op een station. Zegt de jongen:’Kijk,we zijn in Dames.’ ‘Idioot’,antwoordt zijn zus,’je kunt toch zien dat we in Heren zijn'(Lacan 2006:417). Ze zijn op dezelfde plek,maar op verschillende,tegengestelde bestemmingen. Het verschil is voor Lacan louter relationeel en oppositioneel:het gaat om de structuur,niet om inhoud of referentie. Volgens Lacan is er geen ontwikkeling mogelijk die de imaginaire en symbolische kanten van het individu verenigt of met elkaar in harmonie brengt. Het imaginaire ‘zelf’ is opbouwend,vormend,maar fictioneel;het symbolische ‘ik’ is ontgoocheld maar waar. Niettemin komt het soms voor dat we ons helemaal onszelf voelen;er zijn momenten waarop onze identiteit op zijn plek lijkt te vallen. Lacan noemt dat ‘hechting’,zoals het hechten van een wond (Lacan 1994:118). Voor een ogenblik lijken we onszelf spontaan te herkennen in de distincties en categorieën die een socioculturele orde ons biedt. Zonder imaginaire glans zijn die categorieën immers weinig meer dan lege vakjes op een formulier;zonder symbolische bestendiging zijn imaginaire vormen weinig meer dan schaduwen en reflecties. Ideologie en reclame doen er alles aan een ‘gehechte’ identiteit voor te schotelen,opdat we onszelf actief herkennen in een focus- of doelgroep. Maar voor Lacan is zo’n hechting altijd tijdelijk en misleidend. Leren leven met neuroses,min of meer volwassen worden,dat betekent:je weten te verhouden tot de fundamentele mismatch tussen de imaginaire en symbolische kanten van het bestaan. We hebben te leren dat we niet onszelf kunnen zijn.'[P]sychoanalysis can accompany the patient’,concludeert Lacan,’to the ecstatic limit of the “Thou art that”,where the cipher of his mortal destiny is revealed to him'(Lacan 2006:81) Niet ik. Niet hij of zij. Geen individualiteit dus,maar dat of een cipher:een nummer,een nul,een niemand.'(bladzijde 155) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘De kleine sprinkhaan vloog door het raam naar binnen. Petrov stelde pogingen in het werk die sprinkhaan met een glas te vangen. De vrouw van Petrov joeg de sprinkhaan met een servet de hoek in,en de zoon van Ljapoenov kwam met een potje lijm aanzetten en wachtte de orders van mevrouw Petrov af. [1933]’ (bladzijde 50) Wordt vervolgd.