met het essay van Ernst van Alphen ‘Affecten’ ondertitel ‘Bacon via Deleuze en Deleuze via Bacon’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Als manieren van denken vormen kunst en literatuur vijanden van de filosofie. Deleuze lijkt het hier eens te zijn met Prousts kritiek op de filosofie. De waarheden en inzichten die binnen het filosofische vertoog worden geformuleerd,blijven arbitrair en abstract zolang ze gebaseerd zijn op conceptueel en rationeel denken. Ze zijn gebaseerd op het conventionele,op wat al gedacht is. Filosofie is volgens Deleuze: ‘[…]onbekend met de donkere regionen waarbinnen de krachten werkzaam zijn die op ons denken inwerken,de bepalingen die ons dwingen te denken.[…]We communiceren alleen het conventionele met elkaar;het denken brengt alleen het mogelijke voort. Het ontbreekt de inzichten van filosofie aan noodzakelijkheid’ (Deleuze 1964:160, vert. auteur). Deleuze citeert Proust nogmaals om de tekortkomingen van de filosofie aan te geven:’Ideeën die louter door intelligentie zijn voortgebracht,bevatten alleen logische waarheid,mogelijke waarheid;het uitkomen bij die ideeën is echter arbitrair'(Deleuze 1964: 162,vert. auteur). In zijn boek over Francis Bacon legt Deleuze uit hoe sensaties de middelen vormen waarmee de kunstenaar denkt: ‘Het zijn sensaties die worden geschilderd;dat wat op het canvas wordt aangebracht is het lichaam. Niet voor zover het als object wordt uitgebeeld,maar voor zover het ervaren wordt als de drager van deze sensaties'(Deleuze in Bennett 2005: 37, vert. auteur). Op basis van dit ‘dragen’ en belichamen van sensaties worden kijkers aangezet tot een ‘belichaamde’ manier van kritisch denken en onderzoek.'(bladzijde 33-34) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Over Poesjkin Het is moeilijk iets over Poesjkin te zeggen tegen iemand die niets van hem weet. Poesjkin is een groot dichter. Napoleon is minder groot dan Poesjkin. En Bismarck is niets in vergelijking met Poesjkin. En Alexander I,II en III zijn gewoon kleine jongens in vergelijking met Poesjkin. En alle mensen zijn kleine jongens in vergelijking met Poesjkin,alleen in vergelijking met Gogol is Poesjkin zelf een kleine jongen. En daarom kan ik,in plaats van over Poesjkin,beter over Gogol schrijven. Ofschoon Gogol zo groot is,dat het onmogelijk is over hem iets te schrijven,daarom ga ik toch maar over Poesjkin schrijven. Maar na Gogol over Poesjkin schrijven is enigszins beledigend. Daarom kan ik beter over niemand iets schrijven. Charms 15 december 1936′(bladzijde 138) Wordt vervolgd.