met het essay van Ernst van Alphen ‘Affecten’ ondertitel ‘Bacon via Deleuze en Deleuze via Bacon’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Maar de directheid van de blik van de vrouw in het schilderij van Manet is slechts het begin van een ondermijning van de blik van de voyeur,een burgerlijke heer die wellicht niet op zijn plaats is in deze bar,maar die samen met de toeschouwer heer en meester is over het kijken. De zelfverzekerde pose van de man in Bacons schilderij belichaamt een dubbele kritiek op deze situatie. Allereerst wordt het feit dat de vrouw geobjectiveerd wordt door de blikken die op haar gericht zijn,niet verzacht door een glimlach of door een welwillende,aanmoedigende manier van kijken die heel normaal is in de traditie van het vrouwelijk naakt. Zij heeft eerder trekken die haar beestachtig maken,waardoor ze zich niet makkelijk laat bekijken. Daar komt nog bij dat het lichaam van de vrouw vervormd is;haar benen lijken de pose van de benen van de man over te nemen. De overeenkomst in hun poses suggereert dat ook de mannelijke voyeur ‘beestachtig’ is. En naar analogie hiervan,ook de kijker wiens rol door de man in het spiegelbeeld wordt uitgebeeld. Zo raakt de kijker besmet,zijn kijken raakt dat van de man in de spiegel ,zoals diens kijken dat van de vrouw raakt. Conventionele spiegelbeelden bevestigen de identiteit van de gespiegelde persoon. Dit is het geval bij echte spiegelbeelden,maar ook bij mimetische representaties die de spiegel als metafoor opvatten voor dat wat zij met hun uitbeeldingen nastreven. Als gevolg daarvan figureren in het werk van Bacon niet alleen spiegels als centraal motief,maar ook schilderijen,foto’s,camera’s,schaduwen en reflecties. Deze kunnen stuk voor stuk worden gezien als motieven die zelfreflexief aangeven wat representatie is en doet. Wat opvalt is dat de conventionele onderscheidingen tussen de verschillende ontologische dimensies in het geheel niet duidelijk zijn.'(bladzijde 39-40) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Wat kan een mens zich toch licht in kleine dingen verliezen. Je kunt urenlang van de tafel naar de kast lopen en van de kast naar de divan zonder een uitweg te vinden. Je kunt zelfs vergeten waar je bent,en pijlen afschieten naar een klein kastje aan de wand. ‘Hallo! Kast!’ kun je tegen hem roepen. ‘Moet je opletten!’ Of je kunt op de grond gaan liggen en naar het stof kijken. Ook daarin ligt bezieling. Het is beter om daar een klok bij te gebruiken en de tijd in de gaten te houden. Want het is immers heel moeilijk hiervoor een bepaald tijdsbestek vast te stellen,want wat voor tijdsbestek heeft stof? Nog beter is het in een kom met water te kijken. Naar water kijken is altijd nuttig en leerzaam. Zelfs als daar niets te zien is,is het toch goed. Wij keken naar het water,zagen er niets in,en begonnen ons alras te vervelen. Maar we troostten ons met de gedachte dat we toch iets goeds hadden gedaan. We bogen onze vingers en telden. Maar wat we telden wisten we niet,want wat valt er in het water te tellen? [17 augustus 1940](bladzijde 198) Wordt vervolgd.