met het essay van Johan Hartle ‘Kunst,politiek,neutralisering’ ondertitel ‘Overdenkingen bij Hans Haacke en Theodor W. Adorno’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Zoals gezegd,een vergelijkbaar oordeel treffen wij aan in Foucaults beschrijvingen van effecten van moderne machttechnieken;hij beschrijft deze effecten als processen van subjectivering,van internering en isolatie,die hun evenbeeld in het panopticum en de gevangeniscellen hebben en tot doel hebben om ‘de individuen te rangschikken,vast te zetten en ruimtelijk te verdelen'(Foucault 1976:295). Want,aldus het ruimtelijk-formele aspect van de belangrijkste these uit Michel Foucaults ‘Discipline,toezicht en straf’,het moderne subject – ‘de vooruitgang van samenlevingen en de ontwikkeling van individuen'(Foucault 1976:207) – is door een nieuwe structuur van disciplinerende machttechnieken tot stand gekomen:de discipline voltrekt zich door middel van een ‘verdeling van de individuen in de ruimte’,die uiteindelijk een celvormige microfysica van de macht genereren(Foucault 1976:181). Gevangeniscellen zijn,zo bezien,de oervorm (of anders gezegd:het dispositief)van de moderne subjectiviteit. Haackes ‘Isolation Box’ draait om de formele logica van de implementatie van machtsprocessen,tegen de achtergrond waarvan een abstracte kubus een volstrekt politieke betekenis krijgt. De kist is een verzinnebeelding van de isolatiegevangenis,en deze kenmerkt,aldus de hoofdstelling van Michel Foucault,juist de moderne subjectiviteit. Als warenabstractie of als strategische abstractie en isolatie van de lichamen in het moderne subjectiviteitsdispositief:Adorno’s en Haackes begrip van formele abstractie convergeren in een belangrijk opzicht. In beide modellen staan formele processen in een maatschappelijke samenhang. Formele abstractie,hoewel ze een andere logica volgt dan explicite maatschappelijke communicatie,is maatschappelijk betekenisvol;het is een politieke strategie qua vorm:kunst,ook wanneer zij formele,reflexieve en autonome kunst is,intervenieert in het maatschappelijke proces.'(bladzijde 71-72)Wordt vervolgd. En nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘En al die kindren en die ouden/hadden het niet gedacht,/en ook niet de stem die boeven de wouden/nog zong in den nacht -///die was altijd in ’t leven geweest/haar eenig lam,/die blaatte nu nog als een eenzaam beest/of ze bij hem kwam,///die was het eenige vuur geweest/voor hare handen,/daar kwam ze ’s avonds erg bevreesd/uit de menschelanden,///die was het droomen en leevende slaap/voor haar in ’t leven geweest,/die stond nu boven,een eenzaam schaap,/een blatend beest.///Maar toch ze ging en ze sleurde mee/in een sleep,/kindren en klanken,in zwarte zee/ging alles scheep,///en ’t dreef nog even,het water zwart/vonkte van diamant,/in die grote schipbreuk brak ook het hart,/alles zonk,het laatst de hand.’ (bladzijde 20) Wordt vervolgd.