met het essay van Johan Hartle ‘Kunst,politiek,neutralisering’ ondertitel ‘Overdenkingen bij Hans Haacke en Theodor W. Adorno’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De titel en het gevangeniskarakter van Hans Haackes werk zinspelen op deze discussie. De ‘Isolation Box’ verschijnt daarmee ook als een soort onbeholpen allegorie van de moderne tentoonstellingspraktijk en van de constitutieve depolitisering van de moderne kunst,door haar isolatie in afzonderlijke ruimten die uit het maatschappelijke proces gelicht zijn. De kunst,autonoom als zij is,is namelijk geïsoleerd,afgescheiden van de sociale praktijk en van politieke interventie in nadrukkelijke zin,hoezeer haar eigen kritische impuls zich ook aan de politieke werkelijkheid – aan de Verenigde Staten van Ronald Reagan en elders – storen mag. Vrijwel geen enkele esthetische denker heeft de aporetische,in zichzelf tegenstrijdige,constructie van de moderne kunst zo grondig besproken als Adorno. En vrijwel geen enkel ander motief heeft de geschiedenis van de esthetische avant-garde zo langdurig beziggehouden. Dit motief van de tendentiële politieke ineffectiviteit van de kunst brengt Adorno op het begrip ‘neutralisering’- inderdaad een sleutelmotief uit de ‘Ästhetische Theorie’. Daar luidt het bijvoorbeeld: Neutralisering is de maatschappelijke prijs van de esthetische autonomie. Zodra de kunstwerken eenmaal in het pantheon van de cultuurgoederen begraven liggen,zijn zij ook zelf,hun waarheidsgehalte,beschadigd.[…]In het tijdperk van de totale neutralisering ligt valse verzoening binnen het domein van de radicaal abstracte schilderkunst uiteraard in het verschiet:het niet-figuratieve is geschikt voor wanddecoratie van de nieuwe welvaart (Adorno 1970, 7:340). De maatschappelijke aanspraak van de kunst,haar kritische prikkel,is op een praktijk gericht,die zij vanwege haar autonome,uitzonderingsrol – namelijk als niet anders dan kunst – geen recht kan doen. Zij blijft in het symbolische en ligt buiten een werkelijke invloedssfeer. Deze isolatie komt ook bij Adorno tot uitdrukking in een architectonische vorm,in de bijzondere institutionele ruimte van het museum,die de kunst tot datgene maakt wat zij is.'(bladzijde 73-74) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘De heide is maar stil,/het overal vol licht,/en als een zilverspel/het zonnelicht;///de wolken varen weg/over het vage blauwgrijze,/heel ver liggen witte weg//op zilvere wijze.///Ik voel den wind vergaan/om mijne ooren,/ik wilde wel vergaan/in ’t licht te loore.'(bladzijde 22) Wordt vervolgd.