met het essay van Albert van der Schoot ‘Muzikaal gedrocht of kunstwerk van de toekomst’ ondertitel ‘Beethovens symfonieën als cruciaal experiment voor een filosofische paradigmawisseling’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Thema – antithema – synthema Meteen in de eerste maat van Beethovens Eerste Symfonie is het al raak. Zeker,deze symfonie begint keurig met een langzame inleiding,zoals dat ook bij de laatste (‘Londense’) symfonieën van zijn leermeester Haydn de norm was. Maar waar die symfonieën hun inleiding nog gebruiken om de grondtoon te bevestigen,en openden met de drieklank die bij de tonica van het stuk hoorde,schudt Beethoven die conventie resoluut van zich af. Het allereerste akkoord in zijn allereerste symfonie is geen drieklank,maar een vierklank:een dominantseptiemakkoord. Houtblazers en eerste violen voegen hondsbrutaal een bes toe aan de grote drieklank c-e-g,die we hier zouden verwachten. Beethoven verlaat de tonica al,nog voordat hij zich er gevestigd heeft. Daarmee geeft hij zijn visitekaartje af. Hier meldt zich een revolutionair,die alles wat in de achttiende eeuw normaal is geworden weer op het spel zal zetten. Het probleem voor ons,luisteraars van de eenentwintigste eeuw,is dat wij dit niet meer kunnen horen. We kunnen Beethoven (en Strawinsky en John Cage)niet meer uit onze oren halen om onbevangen naar die eerste symfonie te luisteren – alsof het weer 1800 was. Met oren die eigenlijk de 42e symfonie van Mozart verwachten,of de 105e van Haydn. Tweehonderd jaar nadat hij zijn symfonieën schreef,is Beethoven zelf allang de gevestigde norm geworden voor wat er van een symfonieorkest te verwachten is. Wie zich wil verzetten tegen het muzikaal establishment,tegen een vastgeroeste concertpraktijk,kan in Beethoven een voor de hand liggende schietschijf vinden. De voormalige revolutionair is de representant geworden van de gevestigde orde. Maar ook al kan die ervaring van twee eeuwen terug voor ons niet primair zijn,met een beetje inspanning lukt het ons nog wel om ons de schrik voor te stellen van een concertpubliek dat al op de eerste tel van de eerste maat deze aanslag te verduren krijgt.'(bladzijde 98-99) Wordt vervolgd. En nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘Het was in den zwarten nacht,/de wolken met regenvracht/rolden over de aarde,/die lag in ’t donker/als een schip voor anker.///Mijn bloed stroomde in mijn hoofd om,/de zwaarte boog mijn nek krom,/het was of er bloedmoer was/tusschen het voetengras.(bladzijde 65) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd.