met het essay van Albert van der Schoot ‘Muzikaal gedrocht of kunstwerk van de toekomst’ ondertitel ‘Beethovens symfonieën als cruciaal experiment voor een filosofische paradigmawisseling’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De laatste symfonie van Beethoven is de verlossing van de muziek die buiten haar eigen element treedt,en tot de omvattende [allgemeinsame] kunst komt. Ze is het menselijke evangelie van de kunst van de toekomst. Na deze symfonie is er geen vooruitgang meer mogelijk,want direct na haar kan alleen nog maar het voltooide kunstwerk van de toekomst volgen,het ‘allgemeinsame Drama’ waarvoor Beethoven ons de artistieke sleutel heeft gesmeed(Wagner 1983: 68). Deze blik op ‘Das Kunstwerk der Zukunft’ heeft hopelijk duidelijk kunnen maken waarom Wagner Beethovens artistieke sleutel kan opvatten als de oplossing voor een moreel probleem. Het huwelijk tussen symfonie en tekst effent de weg naar het ‘allgemeinsame’ kunstwerk van de toekomst. Beethoven was voor hem een mijlpaal op weg naar de verwezenlijking van het ultieme kunstwerk;maar wie de laatste fase van dat proces zou voltrekken,daarover kon voor hem geen twijfel bestaan. Wagner contra Wagner Twee decennia later raakt een jonge filosoof geheel in de ban van Wagner. Maar ook Beethoven is een van zijn idolen. In de periode waarin hij werkte aan zijn eerste boek,’De geboorte van de tragedie uit de geest van de muziek’,schreef Friedrich Nietzsche ook een aantal bladzijden ‘over woord en muziek’. In die tekst gaat hij onder andere in op de introductie van Schillers ‘Ode’ als koorwerk in de laatste symfonie van Beethoven,en ook Nietzsche toont zich betoverd door het slotdeel. Maar waarom? Door de energieke wijze waarop Schillers woorden in de muziek tot hun recht komen? Allerminst. In Nietzsches oren zijn de verheven verzen van Schiller niet minder dan een belediging voor de ‘dithyrambische Welterlösungsjubel’ van Beethovens muziek. Het bleke maanlicht van Schillers gedicht wordt overdonderd door de vlammenzee van koor en orkest – zo beschrijft Nietzsche zijn gevoel bij het luisteren naar de muziek.'(bladzijde 108-109) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘De grijze lucht als een satijnen waaier/die koel de lucht waait met weinige tranen,/een slappe weeke waaier,zeegrijswaaier,/die langs de wangen waait de natte tranen.///Flapperend staan de waggelende lanen/aaiende bladen,’t òpklappend geblaaier,/pralend groen waait de trantelende wanen/langs boomehage’ wankelvoete maaier.///Satijnen lucht is troebel en onklaar,/de regen valt omlaag vol en klaar.'(bladzijde 80) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd.