Zaterdag en zondag 18 en 19 april even geen ochtendritueel van ‘De Ondertiteling’ maar werken aan het kleine festival ‘Circus van de Geest’. Dus geen Jael Kraut met zijn essay ‘Een stuk stilte’ maar de dagen van het circus. Het schilderij ‘Salomons oordeel’ heel vroeg naar De Waldhoorn gebracht. Spanning en zenuwen. Is iedereen op tijd. De opbouw en de techniek doornemen. Lichtplan uitzetten. Eten en toch nog even uitrusten. Dan 19.00 uur naar het dorpshuis. Band komt vlak na Michiel binnen, die van Schiphol komt. Alles klaarzetten en kijken of alles het doet. 20.00 uur klaar. Precies op tijd. De eerste mensen komen binnen. Muziek van Jan Bakker de sound designer staat aan. Mensen ontvangen, handen geven,hier praten en daar praten. Of ik de zaal wil vangen en de mensen en vooral mezelf wil geruststellen. Ik zie eruit als de spreekstalmeester die ik vanavond ook ben. Aantal bezoekers rond de 200. Als bijna iedereen zit beginnen we. De danseressen en de band starten. De toon is gezet. Ik vertel daarna wat er gaat komen en wat de aanleiding was. De avond rolt dan de uren achterna. Auke als de ‘Expert’ doet het uitstekend en vol enthousiasme. Frans heeft een hele goede column. De singer songwriter is in vorm;hij behandelt in een lied het bestuurlijk oordeel in C. Pieter heeft een gesproken essay over de ‘Tweedeling’. Aan de hand van wel 100 dia’s stormt hij door de kunstgeschiedenis heen. Ongelooflijk. Er zijn bezoekers die hem graag nog langer aan het woord wilden zien. Er waren er ook die het te lang vonden. Voor de pauze drie composities van Michiel uitgevoerd door de jazzband ‘Orilou’s Vader’.Ik moet Hans ,Wobbe en Mathieu even noemen.En Michiel natuurlijk. Wat zijn ze goed. Na de pauze het beeldgedicht van Henry. Maakte indruk. Daarna De Bowema’s. Ouderwets op dreef. Met als hoogtepunt het Japanse gedicht. Zij kregen het meeste applaus en de meeste glimlachen. Vervolgens de artosoof Bas. Hij had de hele avond gesprekken gevoerd met de gasten en daar deed hij verslag van in een gedicht. De band sloot de avond af met een drietal composities. Ik heb daarna nog de tekening van Ronny,de grafisch designer, laten zien. Hij had de hele avond aan de remastering van het schilderij gewerkt. Toen iedereen bedankt. Half twee naar buiten. Daarvoor al van o.a. Auke gehoord dat hij het een geweldige avond vond. Van Dadaïstische allure. Ik kreeg veel complimenten. Vooral ook voor de keuzes van de artiesten. De zondag trouwens ook de nacht gebruikt om het allemaal te verwerken en een plaats te geven. Ook weer deelnemers ontmoet en bezoekers. En nu weer het andere circus. Maandag 20-4-15;verder met het essay van Jael Kraut ‘Een stuk stilte’ ondertitel ‘Een filosofische analyse van John Cage’ ideeën over muziek’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Adorno schrijft: Cage heeft ooit zeer terecht gezegd dat wanneer men Webern hoort,je altijd alleen maar Webern hoort,maar eigenlijk wil je Webern niet horen,maar de toon. Daarmee ondersteunt hij bijna een net zo fysicalistische zakelijke objectiviteit,als de seriële muziek (Adorno 1982:266, vert. auteur). Adorno wijdt de behoefte van componisten om zich terug te trekken aan het feit dat in de twintigste eeuw het ‘ik verzwakt’ is en zich probeert te ‘ontlasten’. In onze door de economische productie gedomineerde samenleving zouden wij allen slechts een onderdeel van de consumerende massa zijn en is er geen plaats meer voor het individu en de persoonlijke vrijheid,die noodzakelijk is voor de artistieke productie. Cage zou in dat kader slachtoffer zijn van de tijd. Muziek als geluid Maar naast de vraag of Cage echt origineel is en zijn stellingen over muziek historisch bepaald zouden zijn,kun je vragen stellen over de muzikale waarde van geluid. Met andere woorden: is geluid muziek? En omgekeerd,is muziek niets anders dan ‘geluid en stilte’,zoals Cage stelt?'(bladzijde 185-186) Wordt vervolgd. En nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘Door de blikke ruiten van de beglaasde kamer,/de hangende ramen neer in de kamer,/onder den kap der kamer,de praalruiten/en ook het zilveren verzilverde praalbuiten./De zwartbezilverde wolken gaan gaan,/en de gronden,de geelgronden,de bewassen wasgronden staan staan,/en de zanden,de lichtzanden,de doorzichtige stofgolfzanden komen aan aan,'(bladzijde 95) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.