met het essay van Jael Kraut ‘Een stuk stilte’ ondertitel ‘Een filosofische analyse van John Cage’ ideeën over muziek’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Hoe vernieuwend,bevrijdend en spannend Cage’ werk ook was,de meeste filosofen staan kritisch tegenover zijn streven naar doelloos werk en zijn intentionele onverschilligheid (niets of iets,wel of geen muziek componeren,alles is hetzelfde). Het probleem is niet dat iemand,bij wijze van experiment,een theatervoorstelling organiseert die slechts uit stilte bestaat. Filosofen gaan steigeren als een dergelijke onderneming zonder,of om verkeerde redenen,muziek (of kunst) wordt genoemd. Om er nog een schepje bovenop te doen,bijna honderd jaar eerder voorspelde Nietzsche al dat er kunstenaars als Cage zouden komen,toen hij een definitie gaf van ‘De grootste nihilistische valsmunterij door slim misbruik te maken van morele waarden:de kunst als werk van een willoos subject'(Nietzsche 1999: 378, vert. auteur).(bladzijde 192)’Dit was het essay van Jael Kraut. Nu het laatste essay uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’ ‘Cavell,film en feminisme’ ondertitel ‘Stella Dallas en de controverse rond de ‘onbekende vrouw’ door Jeroen Gerrits. ‘Inleiding Stanley Cavell is een van de weinige filosofen die zich intensief met het medium film bezighoudt. Hij ontwikkelt zijn unieke kijk op de relatie tussen film en scepticisme voornamelijk in drie boeken:’The World Viewed’ (1971), ‘Pursuits of Happiness'(1984) en ‘Contesting Tears'(1990). In ‘The World Viewed’,zijn eerste ‘boekje over film’,zoals hij het zelf omschrijft (Cavell 1971:XV),buigt Cavell zich over de vraag welke rol onze relatie tot de werkelijkheid speelt in film. Met name sinds de intrede van de digitale opnameapparatuur en daarmee van de nagenoeg ongelimiteerde mogelijkheden tot creatieve manipulatie van het beeldmateriaal,is deze vraag actueler dan ooit.'(bladzijde 212)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht gemaakt/gevonden in de voorbereiding naar het kleine festival ‘Circus van de geest;Is dit het schilderij?’ Den Hoorn 18-4-15. ‘Me verstoppen./Waar?/In de kelder./Waarom je verstoppen?/Dat niemand me nog ziet?/Waarom mogen ze je niet zien?/Dat is toch vreselijk,dat zien.'(Deze tekst is van Ernst Herbeck en staat in de essaybundel van Stefan Hertmans ‘Het putje van Milete’ bladzijde 263)