met het essay van Jeroen Gerrits ‘Cavell,film en feminisme’ ondertitel ‘Stella Dallas en de controverse rond de ‘onbekende vrouw’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Cavell focust hier op de sceptische thema’s van de zelfkennis en vooral van zelfvertrouwen,en dan met name in relatie tot de rol van de vrouw in de ogen van Hollywood. Deze thema’s betwijfelen dus niet de kennis van objecten of mensen buiten onszelf om,maar het inzicht in onze eigen drijfveren en motivaties. Verscheidene feministische filmtheoretici beargumenteren dat Hollywoodfilms,met name uit de klassieke jaren veertig,vrouwen dit soort zelfkennis en het daaruit voortvloeiende zelfvertrouwen ontzeggen. Cavells suggestie dat Hollywood vrouwen allesbehalve monddood maakt,heeft dan ook tot felle discussies met feministische filmtheoretici geleid. In de paragrafen ‘Stella Dallas:een controverse’ en ‘Cavells lezing van Stella Dallas’ zal ik deze discussie over de ‘onbekende vrouw’ in een historisch en theoretisch kader plaatsen en toespitsen op een film in het bijzonder:de klassieke tranentrekker ‘Stella Dallas’ uit 1937 van King Vidor. Film en scepticisme Cavell benadert film vanuit de hoek van de zogenaamde ‘filosofie van de gewone taal(ordinary language philosophy),een tak van de Angelsaksische filosofie die twee postuum gepubliceerde werken als uitgangspunt neemt:’ How to do Things with Words’ (1962) van J.L. Austin en ‘Filosofische onderzoekingen'(1953) van Ludwig Wittgenstein. Een basisprincipe van de filosofie van de gewone taal luidt dat we in het dagelijks taalgebruik – waarbij het niet uitmaakt of het om Engels,Nederlands,Spaans of Japans gaat – prima in staat zijn uitdrukking te geven aan onze gedachten.'(bladzijde 212) Wordt vervolgd. Ik begin toch al met het citeren van verhalen van Robert Walser omdat ik daar binnenkort een hommage-collage voor maak. Hij is weer aan de beurt. Dit uiteraard in het kader van het project ‘Ondertiteling’. Als je een hommage maakt dan ook elke dag primair werk van de desbetreffende schrijver lezen en citeren.Je moet er goed inzitten. ‘Zondagmorgen Vandaag,zondag,ging ik in alle vroegte naar buiten,naar het platteland hier vlakbij. In onze streek raken stad en land elkaar als twee wakkere vrienden. Ik hoefde maar honderd stappen te doen,of misschien nog honderd erbij,en daar lag al de landelijke,broze winter voor me met zijn knoestige bomen en zijn lieflijk weidegroen. Ik kwam bij het bos,dat daar zo mooi,zo stil stond met zijn gracieuze dennentoppen en de grijze,koude lucht. Van een dorpsparochie wat verder weg klonken de dorpsklokken over de rand van het bos,luid en toch weer zacht en verstild. Kou,een hardbevroren pad en een mooie,breed gebouwde boerderij tussen de wirwar van zwart schemerende winterbomen. Een tere,vredige rook steeg bijna glimlachend omhoog uit de schoorsteen,en een klein,olijk,brutaal bospaadje slingerde zich dwars door de akker het bos in.'(bladzijde 15 van Raster 8) Wordt vervolgd.